zondag 29 mei 2011

leesMEI

VAN LENTE NAAR ZOMER MET GORTER

Op Hemelvaartsdag, donderdag 2 juni, wordt op het Stadserf Rood|Noot te Utrecht tussen 14:00 en 22:00 uur door 101 verschillende voordrachtskunstenaars de hele zinnelijke Mei van Gorter voorgelezen. Waarom moeten we Mei nog horen?
Constatijn Huygens-prijs winnaar A.L. Snijders schreef vorig jaar naar aanleiding van leesMEI in een van zijn ZKV's (zeer korte verhalen) dat 'de dood mij met rust zal laten zolang ik Gorter lees', en heeft gevraagd elk jaar een andere pagina voor te mogen lezen.

Gorter en de Tachtigers
Herman Gorter (1864-1927) behoorde tot de generatie van de Tachtigers, die vooral bekend is vanwege Kloos' adagium dat poëzie 'de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie' was. Dat leidde in de poëzie tot toepassing van neologismen (zoals ritsellicht en tintelsneeuw) en beeldspraak die niet langer vooral leunde op de bijbel en de Griekse mythologie, maar zoals ook bij Gorter, steeds meer op de levende Nederlandse natuur.

Gorter was binnen de generatie van de Tachtigers een vreemde eend in de bijt. Niet alleen was hij een periode socialist – wat tegenover het ultieme individualistische adagium van de Tachtigers stond, maar ook liet hij al vrij vroeg in zijn carrière de vaste versvorm los. Bovendien stapte hij van het gebruik van het eindrijm af en toonde een zekere minachting voor correcte syntaxis of zinsbouw.

Van kind naar volwassene
Mei heeft een filosofisch-metafysische inslag: de idee dat de vergankelijke natuur en de eeuwige ziel nooit tot een blijvende verbintenis kunnen komen. De dichter zou als een van de weinige stervelingen iets van die ziel kunnen voelen en dat kunnen verklanken in poëzie.

Voor wie ook maar enigszins van gedichten houdt, is de Mei als aarde en brood; het hoort bij je, je hebt het nodig, je wilt er mee leven. 'De meeste mensen kennen alleen de eerste regel – "Een nieuwe lente en een nieuw geluid"', aldus initiatiefnemer Hans Heessen. 'Bijna niemand heeft het ooit helemaal gelezen. Pagina voor pagina moet het samen lukken.' In het vijfduizend regels tellende gedicht wordt het leven zintuiglijk en klankrijk verdicht. Het omschrijft de overgang van lente naar zomer, van kind naar volwassene.

Tegen de tijdgeest
Je zou LeesMEI de volkse pendant van de The 21st Annual Simply Shakespeare Celebrity Reading kunnen noemen, al is de lezing niet verstoken van prominenten. Onder de lezers bevinden zich onder meer Ester Naomi Perquin, Erik Bindervoet, gambist Ralph Rousseau Meulenbroeks, Daniëlle Serdijn en Kees 't Hart. De voordracht wordt regelmatig aangevuld met geïmproviseerde composities van geluidskunstenaars en vingervoedsel.

donderdag 26 mei 2011

Hester Knibbe - Het hebben van schaduw

ZIJN EN NIET

Zodra iets bestaat, is automatisch sprake van de ontkenning ervan. Bijvoorbeeld: als er leven is, is er dood. Of: voor ons ligt de dichtbundel Het hebben van schaduw van Hester Knibbe en al het andere in de wereld is de bundel niet.
Een van de dingen die deze bundel niet is en er toch zeer direct naar verwijst is de schaduw die de bundel als object afwerpt. Deze schaduw is zowel de negatie van Het hebben van schaduw als de bevestiging ervan. Wie echter alleen een schaduw ziet, kan maar weinig zeggen van hetgeen de schaduw afwerpt. Genoeg gefilosofeerd, laten we nader op het werk ingaan.

Wij zijn
Net als bij Bedriegelijke dagen (2008) begint Het hebben van schaduw met een openingsgedicht dat als vlaggenschip kan worden geduid.

Act

Wij zijn
           van steen in dit bedrijf en vieren
feest en dansen om een stenen tafel met daarin
gefreesd dat wij bestaan

bij gratie van. Dus til dat
zware been, wees lenig als een rots
een berg die zich verkleedt, massief bevallig
zonder leest. Wij zijn

van geest, een wolk die van de berg
de toppen leest en danst en in de hoogste bomen
lanterfant: een sluier, flarden vluchtig
lijf. Wij zijn

voor alles nog het meest
veranderlijk als vlees met harde kern dat hier
verblijft op drift naar een woestijn

geruis. Wij zijn

Zo, mens, Knibbe wijst je op je vergankelijkheid. Ze lijkt te schrijven dat we door tijd en ruimte warrelen, maar wee je gebeente: 'Wij zijn// voor alles nog het meest/ veranderlijk als vlees'. Bovendien is de harde kern die daarin verblijft – de ziel? – 'op drift naar een woestijn// geruis': het ledige, het eindeloze, het levenloze, de dood. Het wit dat als een schaduw op 'Wij zijn' volgt lijkt dit te onderstrepen: we zijn en daarna we zijn niet. Die schaduw heeft alleen betekenis door hetgeen de schaduw werpt.

Schaduw
Wat betreft de filosofische ondertoon, volgt Het hebben van schaduw zijn vlaggenschip nauwgezet. In de delen 'Het hebben van tijd' en 'Het hebben van ruimte' staan dichterlijke observaties van en herinneringen aan veelal terloopse gebeurtenissen met en passant pakkende beelden. Bijvoorbeeld in 'De berg halverwege': 'En daar liepen we/ in de barcode van het licht naar een wervelend uitzicht'. Of, in 'Waterstaat', over een zwaan op een weinig sierlijk moment: met een 'soort blauwalgkolder in z'n kop, duikt à la fuut, jaagt/ onderwaterspoken na, blaast dan weer naar wat niemand ziet, slaat met zijn wieken tegen// lucht'.

Het laatste deel 'Het hebben van schaduw' bevat twee 'in memoria' en een reeks gedichten over de zonen en dochters van Nippon (Japan), dat sinds de tsunami onherroepelijk veranderd is. Japan, zoals we het kenden, bestaat niet meer. Vergankelijkheid; we zien alleen nog schaduwen.

Taalgebruik
Door het verhalende gehalte van haar gedichten, zou je het gevoel kunnen bekruipen dat je te maken hebt met een goed gecamoufleerde prozaïst. Maar de vorm van de gedichten is goed overwogen en haar taalgebruik is vrij alledaags, al staat er af en toe een bijzonder woord tussen, zoals de blauwalgkolder van de zwaan in 'Waterstaat'. Het alledaagse zit bovendien de klankrijkheid ervan niet in de weg.

Evengoed zijn sleetse woorden deel van haar taalgebruik, zoals ook in een van de bovenstaande citaten te zien is ('wervelend uitzicht'). Dat is jammer, bijvoorbeeld in een gedicht waarin een nachthemd in de wind te drogen hangt. Het danst de 'tango', 'swingt' en het woord  'passie' wordt gebruikt. Die dikke romantiek, dat jeugdsentiment en die lege huls halen de kracht uit het vers. Gelukkig overheersen dit soort woorden niet, en zo staat er weinig in de weg om de gedichten tot je te nemen.

Leef, maar gedenk te sterven
Boekrecensies kun je zien als de schaduwen van boeken. Ze bestaan bij de gratie van die boeken en verwijzen ernaar. Maar je moet Knibbes bundel ter hand nemen om te weten of de afsluitende conclusie ook voor jou geldt: Het hebben van schaduw is een toegankelijke bundel over veelal terloopse gebeurtenissen. Een existentiële bodem ontbeert de bundel van Hester Knibbe niet: mens, leef(!), maar gedenk te sterven.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

dinsdag 17 mei 2011

Mini-essay - Young Adult Fiction / jongerenliteratuur

DE KLASSIEKERS VAN DE TOEKOMST


Wie denkt dat alleen ingewikkelde literatuur vol schoonschrijverij en diepzinnige gedachten klassieken kunnen worden, zit ernaast. Het is vooral Young Adult-literatuur die een klassieke status toegeschreven krijgt.

Opkomst en karakteristieken
Hoewel jongeren al begin 19e eeuw in toenemende mate erkend zijn als een op zichzelf staande groep, is pas sinds 1950 de marketing van YA-literatuur op gang gekomen. Dat die marketing nu zo'n grote vlucht neemt, komt waarschijnlijk door het verkoopsucces van Harry Potter en de Twilight-serie, waar pubers over de hele wereld ongebreideld hun leestanden in zetten. Een andere reden in Nederland kan de afschaffing van de leeslijsten op middelbare scholen zijn: leerlingen lezen tegenwoordig wat ze willen lezen.


Wat karakteriseert Young Adult-literatuur? YA-boeken confronteren jongeren met situaties en sociale onderwerpen die vaak iets verder gaan dan de mores van het moment toestaan. Thema's die aan bod komen zijn van groot belang voor tieners: identiteit; relaties met vrienden, liefjes en ouders; seksualiteit; gebruik van drugs en ga zo maar door. De YA-boeken zijn door hun eenduidigheid toegankelijker dan high brow-klassiekers, al is het lastig een exacte grens tussen beide genres te trekken.

Volwassenen vs. jongeren
Intrigerend is dat veel YA-literatuur die gedurende een bepaalde periode erg populair is, later een klassieke status verkrijgt. Tom Sawyer, Alice in Wonderland, Great Expectations, Catcher in the Rye, Lord of the Flies: we hoeven niet eens meer de naam van de auteur te vermelden, zo beroemd zijn ze. Dit kan betekenen dat het jeugdsentiment van de volwassen generaties invloed heeft op de klassieke status van boeken!

Je kunt stellen dat het levensritme van jongeren, hun waarden en normen en dergelijke, waarschijnlijk een bepaald soort literatuur insluit dat deel gaat uitmaken van hun volwassen culturele referentiekader. Wie weet aan te voelen hoe jongere generaties leven, denken en voelen, maakt een kans om met die generaties mee te reizen. Het genre is in opkomst, uitgevers lijken niets liever te willen dan YA-literatuur uit te geven. Prometheus bijvoorbeeld, heeft in navolging van Lebowski en Leminiscaat begin dit jaar een fonds opgericht voor jongeren. Auteurs opgelet: wil je dat je boek een gouwe ouwe wordt, verdiep je dan in de jonkies.


Bovenstaande mini-essay maakt deel uit van 'Special' op 8WEEKLY over jongenenliteratuur. Andere auteurs van dat artikel zijn Nikki Dekker en Frank Heinen

maandag 16 mei 2011

Wiljan van den Akker - Hersenpap

GEEN GEVAAR VOOR HERSENPAP

Hersenpap is de tweede dichtbundel van C. Buddingh'-winnaar Wiljan van den Akker. De bundel is melodieuzer dan zijn voorganger. Je kunt hem in een ruk uitlezen, maar pas op: er staat niet wat er staat.


'Hersenpap' kun je overal krijgen. Stel je heet Wiljan van den Akker en je ziet een oranje zonnewering. Na 'een vuistdikke knoop in de maagstreek', volgt volgens het titelgedicht dan 'een golvend geklots in het oor' en 'een huilerige leegloop / van drassige klonten zompige hersenpap'. Hersenpap is een spontaan gevoel van walging van iets dat de meeste mensen koud laat en waarbij het ook niet duidelijk is waardoor die walging precies wordt opgeroepen. Je moet er niet aan denken.

Intrigerend taalgebruik
Gelukkig is de kans dat de bundel het fenomeen hersenpap opwekt erg klein. Sterker nog, de gedichten zijn melodieus en zijn in ongekunsteld Nederlands geschreven. Hersenpap is een bijzondere bundel in die zin dat hij zich gemakkelijk voor twee soorten lezingen openstelt. Allereerst zijn de gedichten te lezen als anekdotes. Ze gaan bijvoorbeeld over hoe het is om een kind te hebben dat zich steeds zelfstandiger door het huis is gaan bewegen of over het rollen van een grote sneeuwbal en de consequenties daarvan.

Naast deze lezing kan zich een talige lezing aan je opdringen, bijna als een hond die met je wil spelen. Daarmee stuit je bijvoorbeeld op een ogenschijnlijk achteloze toepassing van kleine paradoxen en oxymorons (een stijlvorm waarbij elkaar uitsluitende begrippen worden gecombineerd) waardoor er een veelvoud aan nieuwe interpretaties mogelijk wordt. In 'Zo gaat het' is daar sprake van. 'Je weet het maar al te goed: zo gaat het nu altijd' opent het. De woorden 'nu' en 'altijd' sluiten elkaar uit, en dit is nog maar een van de vele oxymorons in zijn poëzie.

Zo gaat het

Je weet het maar al te goed: zo is het nu altijd.
Uitsluitend en alleen nu.
Op een dag valt het stil en gaat het ergens liggen.
Even kan het zich nooit meer verroeren
voordat het opnieuw in beweging moet komen.
Het is herfst. Het verkleurt. Misschien
is het voedzaam voor schimmels of algen.
Misschien is het winter en koud
blijft het herkenbaar bewaard in zijn vorm
tot het dooit op een keer in een lente.
Of misschien is het zomer en vochtig en warm
zwelt het borrelend op tot het knapt
als pap uit elkaar stroomt en weg loopt.
Daarna zal het vast verdampen, indrogen.
Dan kan het zich laten verspreiden door regens
of door een wind voorbij laten blazen.
Zo gaat het. Zo gaat het verdomme nou altijd.

Nu altijd
Dat 'nu' uit de eerste regel kan worden opgevat als een versterkende voorbepaling, waarvan ook in de laatste zin sprake is. Als het een versterkende voorbepaling is, is de hele regel paradoxaal: als iets altijd zo is, hoe kun je dan 'iets maar al te goed' weten? Voor kennis is immers onderscheid nodig en dus een veranderde situatie. Evengoed kan de regel ook om 'het nu' draaien. Dit 'nu' bestaat inderdaad altijd, want het verleden en de toekomst bestaan alleen in ons hoofd.

De nadruk kan ten slotte ook liggen op het woord 'het' dat voor 'nu' komt. Dan gaat het om het ding of concept waar dit lidwoord naar verwijst. In dit gedicht verandert het voortdurend: het valt stil, dooit, borrelt, stroomt en verdampt. Dit 'het' is water. Maar evengoed blijft het gedicht in zijn totaliteit over 'het nu' gaan, over iets dat 'altijd' is.

Kouwenaar
De combinatie van anekdotiek – een verteller die iets zegt over water en 'het nu' – en taalspel in 'Zo gaat het' is exemplarisch voor de overwegend sterke gedichten in Hersenpap. Door de ruime aanwezigheid van paradoxen en oxymorons doet de bundel onwillekeurig denken aan de poëzie van Kouwenaar, waar de Neerlandicus Van den Akker veel pap van moet hebben gegeten. Ook in Van den Akkers poëzie dringt de taal zich aan je op als taal. Doordat in Hersenpap overal sprake lijkt te zijn van een verteller en doordat hij meer anekdotiek en humor bevat, verschilt de bundel van het werk van de grote meester.

De reeks 'Kunst en vliegwerk' is daar een aardig voorbeeld van. Het gaat over het mens-zijn en de beperkingen daarvan. In het derde gedicht uit die reeks 'voelt [iemand] zich goed beroerd / door de goden' en neemt met zijn armen zwaaiend vanaf grote hoogte een sierlijke duik. Even zweeft hij, om zich daarop 'bij nader inzien grondig te pletter' te schrikken. Van den Akker vliegt hiermee bijna uit de bocht, omdat de grap evengoed wat flauw is. Maar gelukkig blijft het niet bij die joligheid. Aan het einde van het vers proeft de persoon 'aarde en bloed, flappert nog wat na, blijft lam / liggen, zakt uiteindelijk weg, diep in de grond.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

dinsdag 10 mei 2011

A.H.J. Dautzenberg - Samaritaan

NARCISTISCH ALTRUÏSME


Na zijn veelbelovende bundeling absurdistische verhalen Vogels met zwarte poten kun je niet vreten [en hier] komt Dautzenberg nu met zijn tweede boek. Samaritaan gaat over een gezonde man die zijn nier afstaat. Is deze autobiografische roman over nierdonatie even goed als zijn debuut?
De roman bestaat uit drieëndertig dialogen die verspreid zijn over drie afdelingen, getiteld: 'Pater', 'Filius' en 'Sanctus'. De hoeveelheid dialogen verwijst naar de Vagevuur-canto's van Dante Alighieri's Goddelijke komedie. Elke afdeling wordt vooraf gegaan door een canto uit deze Komedie. Vier woordenboeklemma's en drie motto's gaan de roman vooraf. We hebben onmiskenbaar te maken met een tekst die sterk gestructureerd is.

Loutering
Door al dat gegoochel met deze symbolische aantallen lijkt de roman een religieuze aard te hebben, maar God houdt zich redelijk op de achtergrond. Wel benadrukt de strenge opzet het louteringsthema van Samaritaan. De naamloze hoofdpersoon – die we met enige reserve gelijk kunnen stellen aan Dautzenberg – komt in de drieëndertig dialogen achter zijn motivatie voor de donatie en het effect daarvan. Hij weet zich daarop een ander mens.

De dialogen voert hij steeds met verschillende personages. Zo wordt er een maatschappelijk werker opgevoerd, de vriendin waarmee hij een knipperlichtrelatie heeft, zijn stervende vader en een vriend. In die dialogen worden de stappen van het donatieproces en de omstandigheden van het ziekenhuisverblijf belicht. De ietwat opstandige protagonist wil aanvankelijk zijn nier afstaan vanuit een door altruïsme vermomde doodswens (de kans van overlijden is 1 op de 2000). Uiteindelijk ontdekt hij dat hij zichzelf van zijn depressie heeft afgeholpen door iemand anders zijn nier te geven. De donatie bleek egoïstische gronden te hebben gehad.

Strak gereguleerd schrijfproces
De roman lijkt geschreven met voorbedachte rade: aan alle kanten lijkt hij het resultaat van een strak gereguleerd schrijfproces. Dat zit in de strenge indeling van de roman, maar ook in de strikt dialogische vorm van de hoofdstukken. Alle personages in de roman, de protagonist incluis, zijn flat characters. Ze zijn in hun inwisselbaarheid terug te voeren op de (gefictionaliseerde) Dautzenberg zelf.

Die inwisselbaarheid komt tot uiting in de gelijkvormige dialogen. Enerzijds blijkt dit uit het eenvormige taalgebruik dat uit alle monden hetzelfde klinkt. Anderzijds is de vaste format van de dialogen daaraan debet: de protagonist zegt iets wat redelijk bruusk is en een personage sputtert tegen. De protagonist houdt echter vol en uiteindelijk stemt het personage in of laat het er maar bij zitten. Een doodenkele keer is het andersom en stemt de protagonist in.

'Openbaring'
De opzet van de dialogen doet denken aan de sarcastische literatuur van Malaparte. Door een gebrek aan voldoende context worden de voorspelbare dialogen in Samaritaan al gauw een vorm van tafeltennis en boeten ze aan kracht in. Er wordt te veel uitgelegd en te weinig getoond. De 'openbaring' dat altruïsme een element van egoïsme bezit, een inzicht zo oud als de weg naar Rome, is door het narcisme van de protagonist al zo vroeg duidelijk dat deze climax als een ballonnetje leegloopt.

Zelfs het absurdisme dat Dautzenberg inbrengt door het opvoeren van een pratende nier, redt zijn roman niet. De verhaallijnen zijn te dun om hem tot het niveau van zijn debuut te verheffen. In een van die verhaallijnen ontmoet de protagonist toevallig de vrouw van de patiënt aan wie zijn nier moet zijn gegeven. Van die donorrelatie zijn beiden zeer stellig overtuigd. Om te weten of die aanname klopt, hoef je de roman echter niet uit te lezen.


Gepubliceerd op 8WEEKLY