maandag 5 december 2011

Ramsey Nasr - Mijn nieuwe vaderland. Gedichten van crisis en angst

Zinderend tegen de uitwissing

Mijn nieuwe vaderland, Gedichten van crisis en angst is niet om vrolijk van te worden. Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr laveert tussen gedichten en opiniestukken. Ze stemt ernstig over onze politieke situatie.

Laten we het inderdaad maar een 'situatie' noemen. Op de vooravond van de eerste (Gemeentelijke) bezuinigingen stemt ze zelfs zeer pessimistisch. Toen ik even voorbij het midden van de bundel in het tweede artikel geraakte, 'Alleen op cultuur zet je een Ork', werd ik zo intens treurig dat ik de muziek aanpaste die op de achtergrond speelde. Ook vlees en bloed heeft soms behoefte aan troost.

Ongezien de tyfus
'Verder schijt, kots en kwijl ik op heel die links-gehandicapte kutst stroming. Ik ben blij dat de tijd gekomen is dat ik kan dansen op de restanten van jullie frobels. Het voelt goed dat Rutte 1 jullie tot op het bot gaan desubsidieren. Ongezien de tyfus aan heel het zooitje'. Nasrs bezorgdheid om cultuur wordt wellicht het best geïllustreerd door dit stukje fanmail dat hij in zijn voorwoord opnam. 'Kutst' is leuk gevonden, maar wat een bedroevende spelling. Gelukkig pareert hij: 'Het gaat goed met de poëzie. Ze moet dood, dus ze leeft'.

De poëzie van Nasr zindert. Wie naar de ontwikkeling van zijn eigen schrijven kijkt, ziet hoe ze van hun 
overwegend lyrische en romantische toon allengs een maatschappelijk-geëngageerde gerichtheid hebben gekregen die in toenemende mate een prozaïsche vorm eist. Nasrs uitgeschreven engagement heeft veel te maken met het Stadsdichterschap van Antwerpen (2005-2006) en met zijn functie als Dichter des Vaderlands (sinds 2009). Overigens zit het hem in zijn botten: hij is een begenadigd publicist. In 2006 werd hem door het Humanistisch Verbond de ereprijs Journalist van de Vrede toegekend vanwege zijn bijdrage aan de begripsvorming tussen westerse en oosterse culturen door starre vooroordelen kritisch te toetsen.

Mengelberg

Mijn nieuwe vaderland bestaat uit drie delen. Het eerste gaat over onze hang naar vrijheid. Het tweede buigt zich over de Nederlandse cultuur. Het derde en laatste deel bestaat uit 'Het hemelse leven', een lang gedicht over de relatie tussen kunst en politiek. Die titel verwijst naar het slotlied uit Mahlers Vierde symfonie. Deze afsluiting is opgedragen aan weggezuiverde joodse orkestmusici tijdens de bezettingsjaren. Nasr droeg er twee delen uit voor met het Amsterdam Ensemble op 4 mei 2011.

In 'Het hemelse leven' staat Willem Mengelberg centraal, toentertijd dirigent van het Concertgebouworkest. Deze vriend van de joodse componist Mahler wilde zich aan alle politiek onttrekken, maar werd daardoor collaborateur. In de slotfase van het gedicht zegt hij:

kunst is geen politiek
als ik iets gedaan had
zou ik het begrijpen
maar ik heb me nergens mee bemoeid

Maar in tijden van politieke crisis - ook nu, lijkt de boodschap - moet je positie kiezen en Nasrs werk is te lezen als een oproep tot engagement:

dat is de smet van europa
dat allen zeggen
het gaat mij niet aan

Het zingen bij een dode
Misschien klinkt 'Mahler' en 'orkestmusici' wel te sjiek voor gedesinteresseerde oren. Had Nasr niet beter iets moeten doen met wat op straat leeft? Dat deed hij, met 'mi have een droom'. Geschreven in levend, straattalig Nederlands waarin een grote behoefte aan geborgenheid spreekt: 'mi have een droom van brekend glas / ik droom achteruit, van een stitti die stilstaat & thuis op mi wacht'. Had de Dichter des Vaderlands niet meer de actualiteit in ogenschouw moeten nemen? Ook dat doet hij, aan de lopende band. Als hij in 'uit nutteloze noodzaak' het nut van kunst probeert te beschrijven:

de waarheid is
zij heeft geen nut
kunst is maar een bijproduct
zij is niet nodig om te kunnen
eten, neuken ademen

[...]

bij een vijand zonder handvat
helpt alleen het nutteloze
dan helpt kerven in een bot
stieren schetsen in een grot
dan helpt de nachtwacht
en het zingen bij een dode

Noodzaak
Nasr laat een geluid horen tegen de huichelachtigheid van Rutte I. Lik op stuk krijgt niet alleen de PVV, waarvan Nasr aantoont dat zij haar kiezers keer op keer laat vallen, ook het gedraai van CDA en de VVD blijft niet onbesproken. Herinnert iemand zich nog dat Blok zich afvroeg waarom er geld naar cultuur ging, terwijl ook dierentuinen opvoedkundige waarde bezitten en rijwielzaken geen subsidie krijgen? Beiden werden wel gesubsidieerd, toont Nasr aan: dierentuinen krijgen het en vergeet ons Nationale Fietsplan niet.

Door iemand als Zijlstra (de Ork) aan te stellen als Staatssecretaris van OCW - die eens aangaf niets met cultuur te hebben - verwijt de dichter premier Rutte de PVV naar de mond te praten om geen kiezers te verliezen. Minister Schippers van VWS die stelde 'dat psychiatrische aandoeningen en depressies "binnen eigen kring uitgevogeld" moeten worden'; Nederland teruggeven aan de Nederlander: het kabinet wist elke herinnering aan Nederland uit. Aldus Nasr, die zich als hofnar in zijn element weet: sterke, heldere teksten en een duidelijke boodschap. Een aanrader die je iedereen onbeschroomd mag opdringen.


Gepubliceerd op 8WEEKLY!

maandag 28 november 2011

Frank Koenegracht - Lekker dood in eigen land

Alles doet het nog

Frank Koenegracht is een schelm: één blik op de titel Lekker dood in eigen land is genoeg om dat te bevestigen. Maar wel een schelm die in staat is rake gedichten te schrijven.

Als je de Letteren indeelt naar de beroepen die auteurs uitvoeren (of uitvoerden) naast hun schrijversleven dan zie je dat een goed deel van de literatoren uit medici en psychiaters bestaat. Denk aan Enquist, Kopland, Slauerhoff, Tranströmer, Tsjechov en Vasalis. Ook Koenegracht hoort in dit rijtje thuis, en dat merk je.

De schepen worden geladen
Mogelijk houdt zijn beroepsuitoefening verband met de gemene deler die in de veelvormige gedichten aanwezig is. Die lijkt uit de idee te bestaan dat dat een mens onderhevig is aan het leven. Niet dat zoiets betekent dat hij een speelbal van dat leven is, maar wel dat hij het heeft te doen met datgene wat hem in de schoot geworpen wordt: zijn mogelijkheden en onvolkomenheden. F.K.'s hondervijftiende droom, dat dreigend eindigt, illustreert dit prachtig:

Op zekere ochtend ging ik de deur uit
om schoenen te kopen
totdat ik een hoek omsloeg en ontdekte
dat ik in een groot gekkenhuis liep.
Ik had blijkbaar 'vrij wandelen'.

Het was winter, niemand sliep
want in een gekkenhuis slaapt men niet.
Drie zusters snelden toe
en vroegen me of ik verdwaald was – jazeker –
en zeiden: dan moet u langs de haven

naar het industrieterrein.
Maar het is hier toch een gekkenhuis, zei ik.
Zegt u dat liever niet. Kijk daar is de haven,
ziet u wel, u twijfelt te veel.
De schepen worden geladen.


Uiteenlopende gedichten
Dat je met jezelf zit opgescheept, blijkt bij Koenegracht zowel gevoelige als komische kanten te hebben. Humor bevolkt zijn gedichten al sinds zijn vroegste bundel en uit zich niet alleen in het bijna kafkaëske absurdisme van hierboven, maar ook in woordspel, zoals in het een-regelige gedicht 'Uiterst kort gedicht met politieke strekking': 'De turkse tortels koerden'. Het is knap hoe hij zo'n precair onderwerp zacht weet te maken en er tevens mee uit te drukken waaraan behoefte is: vredelievendheid.
Foto: Keke Keulemans
Foto: Keke Keulemans

Zulk woordspel maakt Koenegracht echter wel een schelm. Dat blijkt in Lekker dood in eigen land uit de speelse bundeling van light verse en poëzie, daar waar taalvondsten gepaard worden aan de sterke samenhang van beeldgebruik en inhoud. Het komt ook naar voren in zijn schalksheid, waarbij hij enige mate vanrücksichtlosigkeit niet schroomt. Zoals in het gedicht Brief aan mijn moeder, een titel die je onheroepelijk associeert met André Hazes. Het gedicht is echter geen schlager, het is een goedbedoelde oproep van de dichter aan zijn moeder een dienst van de thuiszorg aan te nemen. Freudiaanse en klassieke referenties gaat Koenegracht hierbij niet uit de weg. Een geestig gedicht, dat je enigszins ontzet en tegelijkertijd enorm kan ontroeren.

BRIEF AAN MIJN MOEDER

Moet je horen, mamma, luister je?
Ik lees hier over een aanbod
waarbij zeer oude moeders met
meestal zeer oude zonen die
om niet tastbare redenen niet meer
bij ze willen slapen
een zwaan ter beschikking wordt gesteld
door de thuiszorg.
Het gaat om Hollandse zwanen.
Ze zwemmen overdag rond,
maar 's avonds worden ze opgeborgen
in prachtige vitrines.
Ze worden thuisbezorgd en in je bed gelegd.
Ze slaan hun linker vleugel om je heen: dat
is tegen de duizeligheid en ze leggen
hun snavel op het andere kussen:
dat is tegen eenzaamheid.

's Ochtends worden ze weer opgehaald.
Nou, doe het maar, mamma.
Je bent er immers voor verzekerd.


Epigram
Lekker dood in eigen land gaat vergezeld van zestien kleurige portrettekeningen. Naast het portret van een gruwelmonsterachtige recensent, waarvoor ik mijn recensentenpet bibberend afneem, komt ook hier Freud terug: een waterhoofd vol borsten en sirenen. Komrij is een enge groene bol op een dun stokje en Pessoa een tafeltje met daarop een aantal portretten van hem en een fles wijn (hij zoop zich te pletter). De reeks portretten sluit af met een vlinderachtige afbeelding van Lucebert, de dichter die Koenegracht bij De Bezige Bij introduceerde.

Hoe vaker je de bundel ter hand neemt, hoe vaker je er lukraak uit wilt citeren. Aan je lief, je vader, vrienden, bekenden en onbekenden. Zonder gêne. Ter afsluiting daarom nog een gedicht, dat Koenegracht bij het overlijden van een vriend schreef, de essayist Rudy Kousbroek wiens intelligente, geestige essays altijd een warme betrokkenheid toonden. Interessant om te weten is de grote voorliefde van Kousbroek voor sleutelen en repareren, al is het gedicht ook zonder die wetenschap evengoed prachtig.

EPIGRAM

Als je dood bent op een dag
blijven de lampen rustig in hun fittingen
en ook de wc kan je gewoon doortrekken.
Wel voorzichtig want
het vlottertje werkte al niet goed.
Alles doet het nog: bijvoorbeeld
de overdrijvende wolkenvelden
en de matige tot krachtige tijdelijk harde
tot zeer harde wind uit uiteenlopende richtingen.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

zondag 20 november 2011

Jorge Luis Borges - Alle gedichten


Elk ogenblik laat de waterklok de laatste druppel vallen


Nadat Jorge Luis Borges met zijn proza mondiale bekendheid verwierf,  schreef hij voornamelijk nog poëzie. Met Alle gedichten is eindelijk zijn gehele dichtwerk voor Nederlandse lezers ontsloten.

Hoewel al eerder gedichten van hem in het Nederlands gepubliceerd werden, is de vader van de Latijns-Amerikaanse letteren bij ons vooral bekend van zijn korte verhalen. Met name De Aleph kreeg een iconische status.

Nergens omtrek
Foto: Maria Kodama
Foto: Maria Kodama
De kortste wijze om Borges en zijn literatuur te beschrijven is door Klein requiem van Frank Koenegracht te citeren:


Borges was blind
en leefde in een bol
met overal middelpunt
en nergens omtrek
ver van allen
die vandaag de dag
de aarde bevolken
en haar vermoeien.

Hoewel Koenegracht zich in de eerste regel vergist, Borges stierf blind, introduceerde de Argentijn een mythische literatuur, waarin bijvoorbeeld in een kelder een bol (de Aleph) bestaat zoals door Koenegracht wordt beschreven. Of waarin een gedroomde dromer iemand tot leven droomt. Terugkerende thema's zijn de onwerkelijkheid van de materiële wereld – die immers maar een subjectieve aanname is – en de broosheid van persoonlijke identiteit. Identiteit is bij Borges inwisselbaar: een mens kan alle mensen zijn en vice versa. Sterker nog, identiteit kan evengoed een ordinaire gril zijn van een kosmische intelligentie.

Borges' poëtica is door de jaren niet constant geweest. In zijn vroege, modernistische periode wilde hij van gedichten levende of organische gehelen maken. Metaforiek was daarbij heel belangrijk. Iedere regel moest bovendien een volmaakte synthese bevatten van gewaarwordingen, een spirituele wereld of een staat van bewustzijn. Vanaf de jaren zestig waren zijn schrijversdoelen voor onze tijd ouderwetser. Volgens de sterk psychologisch getinte Borgesbiografie van Edwin Williamson probeerde hij in zijn gedichten de herinnering aan daden van de helden levend houden en het voorbijgaan van de tijd betreuren. Eind jaren zestig geeft hij in zijn voorwoord tot de bundel Lof van de schaduw (1969) aan geen (literaire) esthetica's aan te hangen.

(Geen) intellectueel (taalgebruik)
Toch is de invloed van die poëtica's in Borges' werk zichtbaar. Waar de dichter in zijn eerste drie bundels vooral een haast persoonlijke romantische urgentie aan de dag legt, kom je vanaf de De maker (1960), Borges vierde bundel, overwegend historisch-literair gerichte gedichten tegen. De romantiek dient nu de epische inhoud: het lot van Carthago en Odysseus regelmatig bezongen, maar ook zijn familiegeschiedenis komt veelvuldig aan de orde. Vanaf De diepe roos (1975), zijn negende, tot aan zijn dertiende bundel De eedgenoten (1985) bevat zijn poëzie een steeds grotere existentiële urgentie. De dood, het verlies, de eenzaamheid, ze dringen zich onherroepelijk aan je op.

Een constante in de 414 gedichten is de intellectuele thematiek: het maakt de gedichten sterk verhalend en essayistisch. Ook is de 'persoon Borges' (hoe we die ook interpreteren) markant aanwezig, zoals in zijn angst voor spiegels en zijn fascinatie voor boeken, bibliotheken, dolken en tijgers. Sommige gedichten zijn vormvaster dan andere, het taalgebruik van Borges blijft echter gelijk. Dat is mogelijk debet aan zijn redigeerdrift, zijn de vroege werk nam hij voor zijn Obras completas / Poesía completa grondig onder handen. Dat taalgebruik is overigens opvallend weinig intellectueel: het is alledaags en zeer muzikaal.

Waar zijn de honden?
De vertalers van Alle gedichten, Barber van der Pol en Maarten Steenmeijer en hun redacteur W. Hansen, hebben de gedichten zorgvuldig vertaald met het oog op vormbehoud. Enkele vertaalkwesties daargelaten (archaïsch taalgebruik als 'ochtendstond' en 'vermetel'; soms ongenuanceerde omzettingen als in 'Recoleta' van sombra (schaduw) naar 'duisternis' en omissies, bijvoorbeeld in het gedicht 'Een Saks (449 A.D.)' waar het woord 'honden' moet zijn weggelopen), is deze vertalingswijze goed gelukt: de vorm is behouden.

Deze formalistische vertaling maakt dat het postmoderne essayistische en verhalende karakter van de gedichten meer voorop komt te staan dan in hun originelen. Wat de vraag oproept of een dergelijk formalistische benadering wel zo wenselijk is wanneer poëticaliteit erdoor naar de achtergrond neigt - ondanks dat vorm vrij kenmerkend is van Borges' poëzie. Voor de lezers die geen Spaans lezen, is het haast alsof ze iemand een ritme zien tikken op een tafelblad: de melodie moeten ze er zelf bij bedenken. Terwijl dat voor de dichter nou juist zo belangrijk was. Als hij in 1967 tijdens zijn collegereeks This craft of verse aan Harvard 'muzikaliteit' tegenover 'betekenis' plaatst, stelt hij: 'what is important is a certain music, a certain way of saying things'.

Hart ophalen
Het neemt niet weg dat in Alle gedichten een groot aantal onwrikbaar sterke verzen staan en Borgesliefhebbers zullen hun hart kunnen ophalen. Bijvoorbeeld met het meest afsluitende gedicht van de bundel:

DOOMSDAY

Het zal zijn als de bazuin weerklinkt, zoals Johannes de
Theoloog schrijft.
Het was in 1757, volgens getuigenis van Swedenborg.
Het was in Israël, toen de wolvin het vlees van Christus aan het
kruis sloeg, maar niet alleen toen.
Het gebeurt bij elke hartslag van je bloed.
Er is geen ogenblik dat niet de krater van de Hel kan zijn.
Er is geen ogenblik dat niet het water van het Paradijs kan zijn.
Er is geen ogenblik dat niet geladen als een wapen is.
Elk ogenblik kun jij Kain of Siddharta zijn, het masker of het
gezicht.
Elk ogenblik kan Helena van Troje jou haar geliefde openbaren.
Elk ogenblik kan de haan driemaal hebben gekraaid.
Elk ogenblik laat de waterklok de laatste druppel vallen.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

woensdag 16 november 2011

Mark Strand - Bijna onzichtbaar

De tuin van de melancholie
Ook in het tweetalige Bijna onzichtbaar toont de Amerikaanse oud-Poet Laureate Mark Strand zich opnieuw een uitmuntend benoemer van de leegte. Maar houdt deze van zijn oeuvre afwijkende bundel stand?

Naast zijn dichterschap is Strand prozaïst, vertaler en redacteur. Hij werd beroemd door zijn met absentie doordrongen literatuur. De Pullitzer Prize die hij in 1999 kreeg voor de bundel Blizzard of One zal aan zijn faam zeker een bijdrage hebben geleverd. Onsterfelijk zijn gedichten als 'Keeping Things Whole' en 'Eating Poetry'. Toen hij in 2006 in Nederland was naar aanleiding van het tevens door de dichters/academici Wiljan van den Akker en Esther Jansma vertaalde Gedichten eten, bleek hij met zijn voordracht bovendien zijn poëzie een leven in te blazen op een manier waarop alleen een ware voordrachtskunstenaar dat kan.

Ditmaal geen gedichten
Naast dat Strands werk doordesemd is met het thema van de leegte, wordt zijn werk gekenmerkt door precies taalgebruik en surrealistische beelden. Enige mate van humor kan hem evenmin ontzegd worden. In Bijna onzichtbaar komen daarbij veel personages voor die oud zijn en vaak alleen. Soms komen ze na lange tijd weer terug op een plek die ze lang geleden verlieten en sindsdien sterk veranderd is. De titel moet in de eerste plaats dan ook niet in ruimtelijke zin worden opgevat, maar in temporele: de bundel zet zich met teloorgang uiteen.


Bijna onzichtbaar is een vreemde eend in het oeuvre van Strand. De dichter maakte ditmaal korte prozaïsche fragmenten die bestaan situatieschetsen en parabels. Proems noemt Strand ze, een portmanteau van poems en prose, maar het is een term die tekortschiet. Hij gaf die naam al eerder aan een gedicht uit Donkere haven (1993, vertaling Frans Despriet) dat nog een duidelijke vorm van een gedicht heeft. Ook zijn de fragmenten weinig poëtisch, al suggereren de ritmische opbouw van de zinnen en constructies als: 'het glazen kasteel van mijn andere leven' soms het tegenovergestelde.

Bagatel
De term miniatuur past beter en is bovendien al eens eerder aan soortgelijke literatuur gegeven. Strands miniaturen richten zich op één gegeven en beslaan nooit meer dan een halve bladzijde, zoals in 'Bagatel in Key West':

Vlak voordat ik op de bank in slaap viel, verbeeldde ik me
een kleine verschijning te zien die languit op een identieke
bank  lag  te  slapen.  'Wakker  worden  ventje,  wakker
worden,' riep ik.  'Degene op wie je  wacht  rijst  gewikkeld
in bruisende schuim op  uit zee en komt  spoedig  aan land.
Onder haar voeten zal de tuin van melancholie heldergroen
worden  en  de briesjes worden  licht als de  adem van een
boreling. Wakker worden, voordat dit schepsel uit de diepte
verdwijnt en alles leeg wordt als slaap.'Wat doe ik mijn best
om het ventje te wekken, wat slaapt hij diep. En wie de zee
ontsteeg, haar moment voorbij,  wat  is ze hard geworden -
zo hard die brandende ogen, dat brandende haar.

'Bagatel in Key West' is een van de weinige blijvend intrigerende teksten in de bundel. Doordat het zo surrealistisch is lijkt het bovendien on acid te zijn geschreven, wat voor een gedicht dat op een van de Keys is geschreven wel toepasselijk is - op de veelal uit trailer parks bestaande eilanden stikt het van de vrijgevochten hippies.

Soufflés
Het lastige van miniaturen is dat perfectie cruciaal is. Ontbreekt die, dan zakken ze als mislukte soufflés in en helaas komen verschillende miniaturen niet verder dan een situatieschets. De licht filosofische toon van die stukken krijgt hierdoor al gauw iets gratuits.

Helaas schort het hier en daar aan de vertaling. Zoals in het hierboven geciteerde gedicht, waarin 'in bruisende schuim' en een ontbrekende komma tussen 'wacht rijst' in het oog springen. Met komma's is sowieso vrij zuinig omgegaan, zeker in vergelijking met de originele teksten. De veronderstelling dat vertalingen uit het Engels altijd meer woorden nodig hebben dan hun brontekst, is echter door Van den Akker en Jansma naar het rijk der fabelen verwezen. Dat is knap. Bovendien heeft een gearrangeerde ontmoeting met Mark Strand in Madrid een nauwgezette omzetting van de betekenis wel kunnen afdwingen. Gelukkig maar.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

dinsdag 15 november 2011

Portretten van Alzheimer

Op 12 en 14  november in Haarlem en Alkmaar Portretten van Alzheimer gepresenteerd. Het waren een razendinteressante podia over literatuur en deze vorm van dementie die georganiseerd werd door Rachel Visscher, auteur van Zwarte dauw  (2011). 




In het licht van de huidige politieke en economische situatie, zocht het op pragmatische(!) wijze naar hoe literatuur zich (weer) noodzakelijk kan maken voor  de maatschappij, in concreto de zorg. Bij de middagen stond de mantelzorger centraal. Drie verzorgers van Alzheimerpatiënten hadden hun zorgverhalen opgeschreven en deze onder leiding van Visscher omgewerkt tot korte verhalen. 

Hun voordrachten van die korte stukken literatuur tijdens Portretten van Alzheimer, werden omlijst door muziek, film en poëzie. Niet alleen was het publiek erg te spreken over de middag en voor ook de mantelzorgers was het erg waardevol. Topmiddagen!

vrijdag 28 oktober 2011


treedt op in de Domtoren. Met Hanneke van EijkenAnne BroeksmaNadine Ancher en Margriet Dorrestijn. Met 't Poëziecircus. Nota bene boven God. In het donker. In de kou. Multisensorische sensaties. Wat? Sensaties, stimuli, prikkels, en andere gewaarwordingen. Zaterdag 29 oktober. Tussen 21:00 uur en 02:00 uur. Museumnacht. Komt ook!

http://www.poeziecircus.nl/agenda/view/340/
http://museautrecht.nl/flipping_book/museumnacht11/#/10/

donderdag 13 oktober 2011

Anne Vegter - Eiland berg gletsjer


Pijpen van plezier

Anne Vegter is een opvallend speelse auteur, van wie veel dichtwerk met erotiek doordesemd is. Zo ook in de voor de VSB Poëzieprijs 2011 genomineerde bundel Eiland berg gletsjer, al kan het er soms tussen de dijen onder nul zijn...

Erotiek is een van de lastigste onderwerpen in de literatuur. Een kleine greep uit de vele prozadebuten van de afgelopen jaren laat het zien: in poging effect te sorteren, verworden ze tot een zoveelste boek waarin geneukt wordt. Nee, lees Brodkeys korte verhaal Onschuld maar eens of de bloemlezing Hard en teder van Blondeau en Van den Berghe die van recentere datum is. Vegters poëzie echter, lust er ook wel pap van.

Gordijnerotiek
In Eiland berg gletsjer staan tussen de gedichten erotische tekeningen die gemaakt zijn door Vegter zelf. Wie aan de bundel begint kijkt op matrashoogte tegen de vagina van een met haar benen gespreide vrouw. Je ziet drie piemels op hun balzakken balanceren en een man naar zijn erecte manhood kijken.

Maar pas op: de gedichten zijn geen tekstuele youporn-fragmenten. Evenmin stijgen ze op in gekuiste Hoogliedlyriek. Vegters erotiek - dat heet, de erotiek in haar werk - gaat vaak van schaduwen vergezeld. Het is gordijnerotiek, datgene waarover men niet zo graag opschept maar binnenskamers houdt. In 'Persoonsverwisselingen' wordt bijvoorbeeld de liederlijke vrijheid bezongen die vreemdgaan heet:


Ik liet je ja neuken omdat het bij een nieuwe vriendin
vaardigheden heette. Wat tussen ons veranderde dacht je


en of dat de doorslag van iets zou geven.

Vegters ironie is snijdend en zo ook de woede van de ik-persoon, die overigens (o ironie) erg geestig is opgetekend:

Hoe hervindt mijn basisaap zich:

stamoudste, alphamale, immoreel. Thuis verdelen we in bed
in verhouding twee staat tot één.

Intimiteit
Meer nog dan om erotiek, gaat het om de zucht naar intimiteit en het verlies ervan. Als in het gedicht 'Tramps' afscheid genomen wordt van een ex-geliefde, is de erotiek koud en agressief in haar sarcasme.

Tramps

Je had het over gevoelstemperatuur, onder nul vond je het tussen mijn dijen
in de vertrekhal. Na je tas hebben we elkaar heart to heart omhelsd,

man ik kon je wel pijpen van plezier. Luister je eigenlijk nog.

We maakten stroeve vogels na, een doodsmak ontwierp je op papier
had je wat napret van je verveling. Het werd lastig redenen te vinden op die manier.

Als het glas van je vinger springt zoek je iets tegen breukjes en zout op.
Het tapijt grijnst. Wil nu godverdomme iemand opstaan en me vasthouden.

Opvallend is de afwezigheid van vraagtekens. Er wordt geëist dat iemand opstaat en de ik-persoon vasthoudt, maar de vraag blijft uit - er is niemand om op te staan. Eerder in het gedicht luistert de ex-geliefde ook niet meer; elk vraagteken is overbodig. Dit afscheid is definitief en dat levert, zoals je dat zelf bij veel relatie-eindes kan ervaren, gemengde gevoelens op. 'Tramps' laat dat op treffende wijze zien, dat feest van hernieuwde vrijheid en die verzuurde maag van ledigheid.

Oplevend dood
Wie geilt op goede poëzie, kan maar beter doorlezen: Vegters bundel is compromisloos. Om de regels in de 'titelcyclus' te kunnen lezen moet je de bundel een kwartslag draaien. De cyclus gaat over een stel met kinderen dat een 'diepteoorlog' met elkaar voert (waarin overigens toch een vervoeging van het woord neuken een keer of vijf, al dan niet overdrachtelijk voorkomt), waarin uiteindelijk drie dingen op het spel staan: de liefde (eiland), de toekomst (berg) en de zinnelijkheid (gletsjer): 'Ook als jij 'n laatste atoom van je lichaam schraapt, zou je oplevend dood willen zijn / als laatste hart (eiland), als laatste berg (buik) of gewoon schitterend als kut (gletsjer).'

Een ander gedicht, 'Dochter van', neemt achttien bladzijden in beslag, tweeëntwintig als je de tekeningen die eraan voorafgaan en de titelpagina meerekent. Dit om ademloos te lezen gedicht is een incestueuze pendant van de ark van Noach met een ijzingwekkend bloedheet einde, twee connotaties die elkaar in dit gedicht niet bijten.

Oosterhoff
Erotiek is in Vegters werk maar een van de middelen om tot interessante poëzie te komen, een domper wellicht voor de op sensatie beluste lezers van deze recensie. Haar taal is bedrieglijk alledaags, hoe ze haar woorden kiest, soms vloekt en Engelse frasen opneemt. Interessant is ook haar subtiele ode aan Tonnus Oosterhoff. Net als in zijn bundel Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen (2003) staat in Vegters bundel een met pen bewerkt gedicht - het is in zijn totaliteit doorgekrast.

Vegters poëzie mag in haar taalgebruik wel alledaags zijn, zij ontsluit zich niet zo gauw. Juist dat maakt haar zo interessant en voor verschillende lezingen vatbaar. Ze is zinnelijk, warm, koud en afstandelijk tegelijkertijd. Er zit een hunkering in naar nabijheid, maar niet zonder het tegendeel daarvan invoelbaar te maken. Eiland berg gletsjer vriest en smelt als ijs, is eeuwig en groots als bergen en weet zich eenzaam en omvat als een eiland; een bundel die je niet gauw weglegt.
Gepubliceerd op: 8WEEKLY

Alberto Manguel - De kunst van het lezen


Lezen is herbepalen

De Argentijnse literator Alberto Manguel is de dikbuikige burgervader van de echte lezer.  In de geëngageerde essaybundel De kunst van het lezen blijft letter noch lezer onbesproken.

Dit is dan ook niet zijn eerste boek waarin de lezer een belangrijke rol speelt. De titels suggereren het al: Een geschiedenis van het lezen (1999), Dagboek van een lezer (2004), De bibliotheek bij nacht. De liefde voor boeken en de kunst van het verzamelen (2007) en Stad van woorden (2008)De ene publicatie heeft een sterkere samenhang dan de andere, maar zelden gaat Manguel in zijn stukken rechtstreeks op zijn doel af, uitwaaierend naar en soms verdwijnend in anekdotes en opmerkelijke boekenfeiten. Soms lijkt dat bij Manguel oppervlakkigheid te verhullen, maar meestal zijn de soepel geschreven essays goed doorwrocht.

Lezen en andere onderwerpen
Wel loopt door De kunst van het lezen de ragfijne rode draad van verwijzingen naar Alice in Wonderland in de vorm van verwijzingen, motto's en etsen, en door de konijnenholen en de gekke hoedenmakers ontstaat zo enige coherentie. Een deel van de essays heeft het lezen expliciet als onderwerp. Die stukken gaan over het verschil tussen navolgend en nadenkend lezen, betreffen de overeenkomsten tussen tuinen en teksten en roemen de erotische kwaliteit van lezen, het opgaan in de tekst en innerlijke transformaties daardoor. In een ander essay somt Manguel bladzijden achtereen definities van ideale lezers op, zoals: 'De ideale lezers reconstrueren een verhaal niet, ze re-creëren het' (wat een actieve manier van lezen suggereert), 'de ideale lezer interesseert zich niet voor het werk van Bret Easton Ellis' (wat van een zekere smaak getuigt) en 'de ideale lezer ervaart elke grap als nieuw' (iets wat je mindfulnessdocent ook graag van je zou zien).

Maar Manguel heeft zich ook gebogen over de epiek van Homerus, Dantes Goddelijke komedie, Cervantes' De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha, homoliteratuur en over Borges, die hij persoonlijk kende. Ook richt de auteur zich op de verschillen tussen digitale en analoge teksten, op de laatste woorden van Che Guevarra, de Vuile oorlog in Argentinië en op Vargas Llosa's - Nobelprijswinnaar 2010 nota bene - twijfelachtige excuus voor het generaal pardon van 1990 voor  Argentijnse oorlogsmisdadigers.

Nineve

'Pinochet, die de Don Quichot verbood omdat hij vond dat het aanzette tot burgerlijke ongehoorzaamheid, was de ideale lezer van dat boek' aldus Manguel. Een gebrek aan engagement kun je hem niet verwijten. Zo neemt hij in de parabel 'Jona en de walvis' de handschoen op voor de in zwaar weer rakende creatieve sector. Jona is bij Manguel niet zozeer een profeet, maar een kunstenaar. Als God hem opdraagt de stad Nineve tot berouw te brengen, weigert Jona omdat de inwoners het voor hem als kunstenaar al een eer vinden als hij onder de sterren mag slapen. In Nineve moet alles direct commerciële waarde opleveren, iets wat niet per definitie geldt voor kunst. Omdat Jona liever ziet dat God de stad straft, vlucht hij. Tijdens een storm wordt hij door een walvis opgeslokt en op het strand uitgeworpen, waarop hij uiteindelijk toch maar aan het bevel gehoor geeft.

Wie de parabel geëngageerd leest, ziet dat Nederland in toenemende mate te vergelijken is met Nineve. Nadat duidelijk werd dat er lukraak 200 miljoen euro bezuinigd zou worden op cultuur (percentueel de helft meer dan bij andere sectoren), werd staatssecretaris Zijlstra mokkend van voorstelling naar voorstelling gesleept door een leger wanhopige hoogwaardigheidsbekleders die wilden redden wat er te redden viel. Zo zag ik hem bij Scapino's premiere van Songs for Drella onderuitgezakt zitten naast burgemeester Aboutaleb – die aan het einde van de avond gesloopt moet zijn geweest omdat er aan een dood paard niet te trekken valt.

Lezen is herbepalen

Nederland kan wat leren van Manguels parabel. Volgens Manguel zijn kunstenaars net als Jona, profeten. Niet alleen als het om de inhoud gaat, ook qua vorm en stijl zijn ze voortrekkers van anderen die geldelijk vaak succesvoller zijn dan zij – bijvoorbeeld grafici en ontwerpers, denk in het Nederlandse kader aan het wereldberoemde 'Dutch Design'. Wie kunst veronachtzaamd, morrelt aan de onderste steen van de creatieve sector. Een ommekeer, om een groot woord te gebruiken, is nodig.

Manguels essaybundel is interessant maar soms iets te stimulerend: voor je het weet sla je Flauberts Madame Bovary open of raak je verzeild in een kort verhaal van de borgesiaan Julio Cortázar. Dat mag de boodschap van het boek niet drukken: De kunst van het lezen kan een eyeopener zijn: wie lezen slechts als escapisme ziet of een naar binnen gekeerde activiteit merkt dat hij zichzelf tekort heeft gedaan. Manguel toont aan dat lezen denken is, zelfontwikkeling, verrijking en een herbepaling van je plek in de wereld.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

zaterdag 1 oktober 2011

Jeroen Mettes - Nagelaten werk


De Mei van onze tijd?

Over de doden niets dan goeds. Maar in hoeverre is de publicatie van deze mondaine, intellectuele hagiografie van Jeroen Mettes' in Nagelaten werk, het 'verboekte' blog Poëzienotities en postuum gepubliceerde prozagedicht in N30+, van toegevoegde waarde?

Mettes, die werkte aan een proefschrift over poëtische ritme, hield van juni 2005 tot september 2007 het spraakmakende weblog Poëzienotities bij. Daarop besprak hij dichters op alfabetische wijze, maar verder dan de G van Goudeseune kwam hij niet. In september 2006 pleegde hij zelfmoord na het plaatsen van een leeg bericht. Samen met het duimdikke prozagedicht in N30+ is het blog geredigeerd in het Nagelaten werk opgenomen onder de noemer Weerstandsbeleid, Nieuwe kritiek.

Nieuwe vs. neo

Poëzienotities was spraakmakend omdat Mettes' intelligente posts onverbloemd kritisch waren. De vanuit een ietwat ouwelijke houding in fris en helder taalgebruik geschreven teksten hebben een duidelijke mening en zijn (literatuurwetenschappelijk) onderbouwd - het is deze weinig voorkomende en genoeglijke combinatie die van de samenstellers de connotatie 'nieuwe kritiek' krijgt. Daarmee krijgt Nagelaten werk ook een pamflettistisch karakter: dit is dé nieuwe uitoefening van literaire kritiek.

Deze 'nieuwe kritiek' onderscheidt zich van de neokritiek . In 1997 gemunt door socioloog Rudi Laermans in De witte raaf, is neokritiek een radicaal subjectieve kritiek die voorbij gaat aan de inhoud en zich richt op 'het ontmaskeren van anderen, en hun spreken en handelen, in termen van persoonlijke belangen, macht, posities ...'.

Anarchistische kritiek

Maar neem de connotatie 'nieuwe kritiek' bij Weerstandsbeleid niet te serieus. Mettes heeft daar geen patent op: ondermeer Ter Braak, Vestdijk en Nijhoff gingen hem voor. Zijn kritiek is even anarchistisch als methodisch te noemen. Anarchisme klinkt met name door in de grote verscheidenheid van onderwerpen. Wordt de ene keer de poëzie van een dichter besproken, dan is het een volgende keer slechts één gedicht of wordt alleen over een flaptekst van een bundel geschreven. Soms gaan de teksten over poëzie, andere keren ligt de nadruk meer op een associatie die uit de poëzie voortkomt.

Bovendien is een goed deel van Weerstandsbeleid, zeker naarmate Mettes' einde nadert, steeds meer gevuld met flarden die niets of maar zijdelings met nieuwe kritiek te maken hebben. Uitstapjes zoals naar Hölderin en Levinas, naar frasen (zoals 'voetbal is kunst' en 'meiden percipiëren lezen als funactiviteit') die hij niet meer wilde horen en zijn top 10 van populaire muziek, ze nemen hand over hand in aantal toe. Als je die uitstapjes als kritiek wilt zien, neigen sommige naar de neokritiek waarvan Mettes zich bij zijn literatuurbesprekingen juist onderscheidt.

N30+

Bezijden de vraag hoe blijvend (data op) internet is, kunt je de vraag stellen in hoeverre de publicatie van het blog van toegevoegde waarde is, gezien het informatieverlies (beeldmateriaal, links, discussies e.d.), temeer Mettes' project nooit gecompleteerd is. Waarom een boek kopen als het in zijn meer interactieve vorm op internet vrijelijk beschikbaar is? Zijn de vijf aan Weerstandsbeleidtoegevoegde academische essays van Mettes daarvoor afdoende? N30+ is echter een geheel andere kwestie.

Naast twee eerder gepubliceerde cycli, beslaat het leeuwendeel een 114 bladzijden tellend prozagedicht N30. Dat is te omschrijven als een dichterlijke variant op Valery's Monsieur Tête. Het balanceert tussen een fragmentarische aaneenschakeling van extatische kretologie, oneliners en platitudes, én raak aaneengeschakelde zinnen met taalvondsten, interessante ideeën en mooie beelden. Min of meer overeenkomstig met zijn beeld van de wereld: een wereld die bestaat zoals je die kent als je over straat loopt, 'wat niet de vorm van een anekdote is, maar een dynamische assemblage', verwoordt hij in een e-mail aan zijn vriend, de dichter/componist Samuel Vriezen.

Assemblage

Mettes wilde ook een episch gedicht schrijven, maar omdat Mettes geen narratief gebruikt maar zinnen assembleerde, is het geëngageerde gedicht daardoor satirisch geworden. Ontstaan in de schaduw van de protesten tegen de Wereldhandelsorganisatie eind 1999, achtte Mettes verandering mogelijk, maar, schrijft hij 'als de grondtoon van dit werk meer wanhopig dan utopisch klinkt, dan komt dat niet per se door de reeks catastrofen die ons sinds 1999 steeds dieper in een rechtse nachtmerrie hebben gestort, - een nachtmerrie waar het werk evengoed rekenschap aflegt - maar omdat mijn hoop vooralsnog leeg blijft'.

De grondtoon is inderdaad weinig utopisch; het geluid van een gepornoficeerde, geweldadige, narcistische, populistische en sterk kapitalistische maatschappij klinkt door in N30. De Golfoorlog, Palestina, en de oorlog tegen het terrorisme, WOII en de jodenvervolging zijn thema's die steeds terugkeren. Een willekeurige passage leest als volgt:



O ironie! Laten we emigreren!
Het leger vuurt traangas af op winkelende Palestijnen. En luid hinniken de hymnen aan de god die jou, lezer, blind en gebonden, in hun armen heeft doen vallen. Wat de nar belooft... Er is een dier-worden van mensen, maar geen mens-worden van dieren. Bewijs: mijn grote tieten. Daar kun je ook heel genuanceerd over doen. Hoewel ik stomdronken ben en moe. Waar lopen we op? De onbereidheid tot sterven is niet alleen symmetrisch met de professionalisering en technocratisering van de oorlogsmachine; ze weerspiegelt de organisatie van een schimmige, transnationale soevereiniteit, die niet langer opofferingsgezindheid eist van haar onderdanen, maar hen in tegendeel verplicht tot leven. Hier (tegenover de zee in de winter) heb ik Herman Gorter gelezen.



De Mei van onze tijd?

N30 heeft in zijn noviteit wel iets weg van de Mei (1889) van deze Gorter, die daarmee de poëzie opnieuw 'uitvond'. Mettes prozagedicht is zo nieuw dat hij er de term 'nieuwe zinnen' aan verbond.  Radicaal nieuw is het echter niet. Enkelen gingen Mettes op andere schaal voor, Pound bracht zinnen uit de wereldliteratuur in zijn Cantos samen en Kees 't Hart - in de Groene Amsterdammer lyrisch over Mettes Nagelaten Werk - deed een al een niet-geëngageerde duit in dit zakje met 'Spiegel' uit Ik weet nu alles weer, al speelt het gedicht zich af op woordniveau, in plaats van op het zinsniveau van Mettes. Of met N30 een nieuwe literatuur gesticht wordt, hangt af van de mate waarin het wordt nagevolgd. De tijd zal het leren.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

dinsdag 27 september 2011

Peter van Lier en Machteld van Buren - Wisseling van de wacht



Een bijzin maakt nog geen poëzie


Fusion is hip, leert deel 134 van de Slibreeks. Dichter Peter van Lier en beeldend kunstenares Machteld van Buren sloegen de handen ineen. Het resultaat is Wisseling van de wacht, een bundel met het uiterlijk van een schoolschriftje.

De Slibreeks wordt al sinds 1977 vier maal per jaar door Centrum Beeldende Kunst Zeeland uitgegeven. Het doel is een laagdrempelige kennismaking met uiteenlopende literatuur en de uitgaven zijn vaak bijzonder mooi geïllustreerd. Publicaties van illustere auteurs als J. Bernlef, Astrid Lampe en A.L. Söteman gingen vooraf aan Van Liers & Van Burens verbeelding van het veranderende Zeeuwse(?) kustlandschap.

Beschrijvingen en collages
Van Liers poëzie munt uit in haar beeldende beschrijvingen van plaatsen en situaties. Vooral de natuur komt veel in zijn gedichten voor. Voor wie met zijn oeuvre bekend is, is dat dat niet nieuw; het speelt ook een bovenrol in het bij wijlen erg geestige Zes wenken voor muggen aan de deur dat in 2007 bij Van Oorschot verscheen. Honden; kustlijnen; een zeearm, je komt ze voortdurend tegen in Wisseling van de wacht. De menselijke invloed op de natuur laat zich eveneens gelden: kaalslag en nieuwbouw, de worstjes van een nieuwe bewoner, het loodswezen en vissers. De verdichte thema's worden op de voet gevolgd door Van Burens collages die uit beeld en verschillende soorten papier bestaan: robben, de zee, een dame die op een ladder de zee uit klimt, Borsele(?).

Sommige gedichten zijn echter eerder conceptueel dan beeldend en springen daarmee uit de toon. Zie bijvoorbeeld het onderstaande gedicht:

Ook
een bunker in je
                                    achtertuin?
Dat
                                                een zeearm
                                                                        het
                                                                        land in
                                                                                   trekt


Om eens flink
te treiteren?

                        Treft niemand persoonlijk.

Primair is de laatste regel een imperatief, maar het kan ook gelezen worden als een direct commentaar op de in het gedicht gestelde vragen: [het] treft niemand persoonlijk. Die dubbelheid ontstaat vooral doordat de regel afsluit met een punt in plaats van een uitroepteken. Hoewel ambiguïteit poëzie erg interessant kan maken en voor verschillende lezingen vatbaar, komt uitsmijter nu geforceerd over. De regel lijkt conceptueel en maakt 'Ook' niet zo gaaf als de andere gedichten.

Bijzinnen
Wat opvalt aan Van Liers gedichten is het regelmatig terugkeren van bijzinnen. Dat dit niet altijd even goed werkt, is te illustreren met de tweede zin van het gedicht 'Nooit' dat tegen een industriële collage is afgedrukt: 

Nooit
met de pretenties van een
diva
glijdt een kustvaarder
                                       voorbij,
                                                             maar



                                                                    vergis je
                                                                    niet. In


wat uiterlijkheid kan doen is – gelukkig –
het

lokale zeewezen onder het mom van goedlachs
aan de kade de hele dag

op ramkoers.

Die neiging om bijzinnen te gebruiken, maakt sommige gedichten nodeloos vaag. Die vaagheid komt de lage drempel van de Slibreeks niet ten goede. In Wisseling van de wacht zoek je naar  meer helderheid.

Toch een kleinood?
Deze rust wordt gelukkig enigszins in de bundel gebracht door de mooie vormgeving en de thematische samenhang. En hoewel je vraagtekens kunt plaatsen bij de soms puur visueel te motiveren zetting van de woorden over de bladspiegel, sluiten beeld en tekst op vrolijke en associatieve manier op elkaar aan. Het maakt Wisseling van de wacht uiteindelijk toch een kleinood.

Gepubliceerd op www.8WEEKLY.nl

maandag 5 september 2011

maandag 29 augustus 2011

4 SEPTEMBER, SLAU OP UITFEEST: Laurent Binet, Andrea Bajani, Hans Aarsman en Merijn Schipper

Op het Utrecht Uitfeest start SLAU het nieuwe literaire jaar met optredens van diverse toonaangevende auteurs. In het Utrechts Archief ontvangt schrijver Hans Schellekens de Italiaanse auteur Andrea Bajani, Volkskrant-fotojournalist Hans Aarsman en Prix Goncourt-winnaar Laurent Binet. De optredens zijn gratis toegankelijk. Voor elke bezoeker is er een gratis exemplaar van het Utrechtgedicht van de maand september, geschreven door dichter Merijn Schipper.





14:00 uur: Andrea Bajani & De Belofte

Andrea Bajani leverde met Wie houdt dan stand twee jaar geleden een opzienbarend debuut af. De precieze taal en verstilde toon van het boek wierpen de vergelijking op met Bajani's immens populaire landgenoot Paolo Giordano. 'Wie geroerd werd door De eenzaamheid van de priemgetallen, moet nu naar de boekhandel rennen,' aldus Alle Lansu in het Parool destijds. Op het Uitfeest presenteert Bajani zijn tweede roman De Belofte: Elke avond legt Pietro zijn oor vol verwachting op de buik van Sara om te horen of daarbinnen iets groeit. Zijn hoop slaat om in wanhoop als Sara maar niet zwanger raakt. Op een dag is ze verdwenen. Het enige wat ze achterlaat is een briefje waarop staat 'Je moeder heeft gebeld. Mario is dood. Wie is Mario?" Die vraag is voor Pietro aanleiding tot een zoektocht in het verleden, waarbij hij stuit op een onverwerkt familietrauma.

                                                      
(Foto: Bertrand Guay - AFP/ANP)


15:00 uur: Laurent Binet & HhhH
Laurent Binet schreef met HhhH hét boek van afgelopen seizoen. Het gruwelijke verhaal over de nazibeul Reinhard Heydrich en diens misdaden wordt door Binet op een hoogst persoonlijke wijze verteld. Binet componeert het boek zodanig dat zijn eigen stem als verteller en die van de historische personages voortdurend met elkaar vervlochten zijn. Het boek kreeg vorig jaar de prestigieuze 'Prix Goncourt du premier roman' en heeft inmiddels zo'n twintig vertalingen op zak. Binet vertelt hoe hij het verhaal over Heydrich op het spoor kwam en zijn bijzondere compositie creëerde. 

(Foto: Bob Bronshoff)

16:00 uur: Hans Aarsman & De Aarsman Projectie

Hans Aarsman is schrijver en fotojournalist. Twee jaar geleden verscheen zijn boek Ik zie ik zie en tegenwoordig schrijft hij wekelijks in de Volkskrant over foto’s van anderen, in de rubriek ‘De Aarsman collectie’. MaandeIijks is hij ook te zien in De Wereld Draait Door met een eigen optreden over kijken, zien en fotograferen in alle toonaarden. In januari 2012 verschijnt zijn nieuwe boek De fotodetective en vanaf februari staat hij in het theater met de voorstelling De Aarsman Projectie. Op het Uitfeest geeft Aarsman een voorproefje van zijn nieuwe boek en voorstelling. 

SLAU start het literaire seizoen
Utrechts Uitfeest, 4 september, 14:00 / 15:00 / 16:00 uur.
Utrechts Archief, Hamburgerstraat 28, Utrecht
Gratis entree.
14:00 uur: Andrea Bajani & De Belofte
15:00 uur: Laurent Binet & HhhH
16:00 uur: Hans Aarsman & De Aarsman Projectie
13:00-17:00: Expositie 'De drempelschroom verdrijven'
14:00/15:00/16:00: Merijn Schipper (Utrechtgedicht van september)

woensdag 24 augustus 2011

Arnoud Rigter - Het duimzuigend fossiel

Ein kleines Gesamtkunstwerk, of: de geboorte van een (sub)genre


De grenzen van wat poëzie vermag, worden steeds meer opgerekt. Dat blijkt uit een fascinerend werk als Het duimzuigend fossiel van Arnoud Rigter (1978). Het is zo uniek dat we er bijna nieuw genre voor moeten bedenken.

Bijna dan, want anders dan zijn eerdere dichtbundels, plaatst de voormalige stadsdichter van Eindhoven zich met zijn vierde bundel Het duimzuigend fossiel onder het kopje van de figuratieve poëzie. Dit is een dichtvorm waarbij een grote nadruk ligt op de visuele (re)presentatie van een gedicht en binnen de figuratieve poëzie is deze bundel op het eerste oog te plaatsen onder het subgenre van de graphic poem. De graphic poem of stripgedicht is een pendant van de graphic novel, in Nederland vooral bekend van Dick Matena's verstrippingen van Elsschot, Reve en Wolkers.

Figuratieve poëzie
De graphic poem onderscheidt zich binnen de figuratieve poëzie van concrete en van visuele poëzie. Bij concrete poëzie gaat het om de beeldende kwaliteit van letters. Feesten van Angst en Pijn van Paul van Ostaijen is daar een goed voorbeeld van en maar ook de laatste bundel van Ruben van Gogh, Klein Oera Linda (2008). Bij visuele poëzie worden naast of buiten lettertekens, ook andere tekens gebruikt. Dat laat bijvoorbeeld Renaat Ramon zien in Zichtbare stem (2009): in het gedicht 'Poete maudit' speelt hij een ironisch spel met uniciteit: het toont een bolhoed boven twee langgerekte kapitale letters 'N' (de Vlaamse abbreviatie van 'Nationaal Nummer' – pendant van het Nederlandse burgerservicenummer). Bij een stripgedicht vormt beeld de context van een tekst, al verschilt Het duimzuigend fossiel hierin 'enigszins' van het Nederlandstalige stripgedicht.

Wat is zo kenmerkend aan die stripgedichten? Ten eerste is een stripgedicht meestal het product van twee kunstenaars, de dichter en de striptekenaar. Voor zover mij bekend, is Lies van Gasse's Sylvia (2010) de enige bundel die bij een erkende literaire uitgeverij is uitgekomen waarin dichter en tekenaar dezelfde persoon zijn. Wanneer tekenaar en dichter verschillende personen zijn, zijn de afbeeldingen al gauw plaatjes bij een praatje. De striptekenaar geeft een creatieve draai aan de interpretatie van het gedicht en laat daar zijn technisch kunnen op los. Ten slotte bezitten vrijwel alle verstrippingen van gedichten een narratief.

One of it's kind
In tegenstelling tot de meeste stripgedichten, schreef en tekende Arnoud Rigter zijn bundel zelf. Anders dan in Sylvia en andere verstripte poëzie, zijn tekst en beeld in de dertien stripgedichten vrijwel onscheidbaar. De tekst maakt deel uit van het beeld en het beeld lijkt soms tekstuele aspecten te bezitten. In zijn vorige drie bundels speelt beeld een meer illustratieve rol. Hoewel Rigter de stripgedichten 'gedichtachtigen' noemt, lijkt het mij door de hechte vermenging van beeld en tekst bij gebrek aan een betere aanduiding handiger om zijn werk met de term 'beeldgedichten' te benaderen. Beeld en tekst lijken hier en daar in andere bladzijden door te schemeren, alsof de bundel is gemaakt met transparant papier. Rigter paste dit 'doorschemereffect' ook al toe bij zijn debuut Gruzelemensen (2005) en het geeft het effect van een filmboekje waarbij je, door de bladzijden door je vingers te laten schieten, de illusie van beweging creëert. Een duidelijk narratief ontbreekt in Het duimzuigend fossiel echter.

Rigters barokke, soms karikaturale tekenstijl roept uiteenlopende associaties op. Het doet denken aan tatoeagekunst, strips als Elfquest, maar ook aan tekeningen van de surrealiste Unica Zürn. Vrijwel elk beeldgedicht kent een wildgroei van lijnen, vlakken en vormen. Maar door de vele rechte lijnen en de dieptewerking ontstaat rust. Doordat zich dingen op de voor én achtergrond afspelen, krijgen de tekeningen bovendien een gelaagdheid die intrigeert. Door een eenvoudiger getekend beeldgedicht middenin de bundel – deels bestaande uit steeds verder uitgevlakte ruggengraat – wordt een zeker evenwicht in Het duimzuigend fossiel gebracht.

De gebruikte letters zijn in verschillende dikte, grootte en typen getekend. Bovendien is de verspreiding van de tekst over de bladspiegel ruimtelijk: tekst komt overal op de bladzijde voor en meer dan eens is een horizontale lezing onmogelijk doordat de tekst diagonaal loopt of krommingen maakt.
Uit de tekenstijl blijkt een grote affiniteit met technisch tekenen, wat niet vreemd is: Rigter studeerde af als architect. Menselijke vormen doen daarentegen gekunsteld of zelfs kinderlijk aan, maar door het precisiebombardement van visuele en tekstuele impressies die tot speels interpreteren aanzetten, stoort dit 
niet. 

Fris als goede sashimi
Tekstueel–inhoudelijk is Het duimzuigend fossiel overwegend surrealistisch te noemen. Dat komt door markante associaties en woordcombinaties als: 'men neme een lichtsmeuïge crashtestdummy' en 'ideosyncratisch gegulp' zijn fris als als goede sashimi. Met de oneliners als 'mijn tranen hebben tenminste elkaar nog', die al eerder op een zakdoek opdook in de bloemlezing Zieteratuur, Concrete en visuele poëzie uit Nederland en Vlaanderen (2010) en 'mama's eisprong is mijn privé-oerknal' is het goed dwepen. Een dikke zweem smart of empathie moet de onderstaande passage uit 'De man met de schedel op zijn hoofd' toch wel opwekken:


Hij verdiept zich in blauwhelmen en roodkapjes
en vindt zodoende de ambiance uit

(van zulke cultivering zal zijn maag gaan knorren)

hij klemt zijn grillen in maatpak
strijkt zijn hartstreek vlak

knoopt zich in toom
Home Sweet Home

zwijgt zijn gebit
terug in 't gelid

en steekt zijn kop
in de muil van
zijn hoed


Het duimzuigend fossiel komt met een begeleidende CD, waarvan de nummers corresponderen met de beeldgedichten van de bundel. Tot musicaal-literair Gesamtkunstwerk komt het echter niet. Want hoewel de nummers door hun grillige karakter van zowel de CD met de bundel overeenstemmen, leidt de muziek door haar theatraliteit en korte duur teveel van het lezen af. (Een aantal van de nummers zijn hier te beluisteren.)

De eerste pink
Tekst en beeld vormen in Het duimzuigend fossiel echter wel een hecht geheel. Dit illustreert het beeldgedicht 'De eerste pink' Het beslaat vier bladzijden. Uit de afsluiting van dit beeldgedicht, blijkt dat het handelt over het gevoel dat je opvoeders of ouders over je schouders meekijken:

(je kunt iemand
dusdanig opvoeden
dat die er een onzichtbare hand
op de schouder
aan overhoudt)

De woorden 'dusdanig opvoeden' staan overigens verticaal en verbinden omringende zinsdelen. De zin is geplaatst in een geschetst bovenaanzicht van een stad. De zin vindt als het ware zijn weg door de stad en wordt daarbij van boven (door de opvoeders) gade geslagen. Dat de zin tussen parenthesen geplaatst is, kan om beeldende redenen zijn: de zin is evenmin onzichtbaar als de 'onzichtbare hand op de schouder'.

Op de eerste bladzijde staat onder de in kapitalen geschreven titel een banier afgebeeld. Daarop staat een complex geheel van blokkige en organische vormen. Een tweetal gezichten zijn daarop duidelijk te onderscheiden. Het complexe geheel doet door zijn structurering aan als een torso of wellicht als de geabstraheerde vorm van een baby. Waarom een torso op een banier? Misschien wel omdat kinderen vaak door hun ouders als wapenfeit worden gezien, iets dat ze met enige trots in de strijd der overleving met zich meedragen. Aan dit meedragen komt nooit een eind, de meeste ouders blijven hierin gulzig, iets wat kan worden geïnterpreteerd door de haast doorschijnende tekst rondom de banier die deels bestaat uit het gedicht 'De uitvinder van de honger', dat overigens pas een stuk verderop in de bundel staat. Naast het banier valt eveneens een onder elkaar geschreven herhaling van de woorden 'GIJ ZULT' op, wat een doordruk lijkt van het gedicht 'Oefening in empathie' dat op 'De eerste pink' volgt. Ook uit deze woorden klinkt de 'onzichtbare hand' door: als dwingende, moraliserende instantie die op de achtergrond je handelen bepaalt.

Op de derde bladzijde, onder de restvorm van het torso – het banier is inmiddels verdwenen, net als de doorschijnende tekst uit 'De uitvinder van de honger' – staat als een omgekeerd vraagteken in blokvormige letters 'DE ONGESMOLTEN BROKKEN'. De woorden komen als het ware voort uit de brokkige vormen van het torso. Misschien is de interpretatie te sentimenteel, maar vanwege de associatie met 'een brok in je keel hebben' zou het hier kunnen gaan om onverwerkte emotie. Associaties met 'met de brokken zitten' (met een mislukte zaak zitten), 'een brok ellende' en 'iemand de brokken uit de mond kijken' kunnen ook van toepassing zijn.

Rondom dit omgekeerde vraagteken staat in een halve cirkel een hartfilmpje dat allengs verandert in een herhaling van de woorden 'uitdeuk hartklop' (die metrisch als het ritme van het hart klinkt) en eindigt bij een stethoscoop, waarvan de oortjes naar een schim op de achtergrond lopen. Op de achtergrond gaat deze kom- of deukvormige verandering vergezeld met hamers die het kloppen of uitdeuken verbeelden. De 'uitdeuk hartklop' kan op emotie duiden die het hart sterk doet bonzen – maar niet zonder dat de ouder hiervan op de hoogte is: hij is de schim op de achtergrond. De hamers kunnen ook duiden op het willen vermorzelen van de ongesmolten brokken. Als dat laatste spoor gevolgd wordt, is woede in het spel, terwijl wellicht om liefde gevraagd wordt: om smelten.

Een coherent geheel
Deze korte interpretatie laat zien dat tekst en beeld een hecht geheel vormen. De wijze waarop de geciteerde, tussen parenthesen geplaatste zin in het beeld is geplaatst, illustreert bovendien 'de sprekende kracht' of iconiciteit die Rigters beeld bezit: het toont het gevoel gade geslagen te worden. Relaties tot anderen, zoals een kind tot zijn opvoeders, kan als thema van Het duimzuigend fossiel worden gezien. Zo zijn komt een man/vrouw relatie aan bod, erotiek en de relatie tussen de individuele of lichamelijke waarneming en de sociale omgeving. Al in het eerste gedicht 'De dolende', dat als een motto gelezen kan worden, blijkt dat het in deze bundel om een dolende mens gaat, los van zijn oorsprong of wortels, die minder afgescheiden is van anderen dan hij denkt.

Een nieuw sub-genre?
Rigter beschouwt zich met zijn laatste uitgave nog steeds 'pre-debutaal'. Wat Rigter tot debuteren rekent, blijft ongewis. Zou de dichter zijn werk niet au sérieux nemen? We hebben te maken met iets zeer bijzonders: doordat beeld en tekst van tweeën een zijn, ontsnapt het aan de noemer 'stripgedicht'. Binnen de Nederlandstalige figuratieve poëzie, is het als een nieuw sub-genre aan te wijzen. Noem het met enige bravoure ein kleines Gesamtkunstwerk. Wie de bundel als een labyrintisch totaalproduct leest, daarbij niet schroomt om hem zo nu en dan ondersteboven te houden en het interpretatieve spel durft aan te gaan, zal er veel plezier aan beleven.


(Een compacte recensie van Het duimzuigend fossiel vind je op www.8weekly.nl)