donderdag 26 januari 2017

Uitreiking Awater Poëzieprijs 2016


Tijdens de prijsuitreiking van de Turing Gedichtenwedstrijd wordt de 9e Awater Poëzieprijs uitgereikt.




Wat is volgens de crème de la crème van de Nederlandstalige poëziekenners de beste bundel van 2016? Wie neemt onze roemruchte mok in ontvangst?




Kom 1 februari aanstaande om 21 uur naar de Rode Hoed, of houd Awaters Facebook-pagina en website in de gaten!

woensdag 12 oktober 2016

Awaters Herfstnummer is uit (nu met Russische panter!)


In het herfstnummer van Awater: een portret van Arjen Duinker naar aanleiding van zijn recente bundel Catalogus, een essay over De wandelaar van Martinus Nijhoff dat dit jaar 100 jaar vers is. Robbert-Jan Henkes leert je met een spoedcursus Russische kindergedichten te schrijven. Debutant Mathijs Gomperts interviewt zijn voorbeeld Willem Jan Otten. Bert Lezy verstript een gedicht van Andy Fierens.

Verder het Bericht van de Dichter des Vaderlands Anne Vegter (een checklist ditmaal voor haar opvolger in 2017) en van Jan Glas is nieuw werk te lezen. Naar aanleiding van zijn overlijden een met zes gedichten uitgebreid I.M. Yves Bonnefoy. Rob Schoutens column ‘Wat vloeit mij aan’ mocht natuurlijk niet ontbreken en Argibald zorgt wederom voor een absurdistische cartoon.

Natuurlijk is weer een groot aantal recensies opgenomen: bundels van onder meer K.Michel, Roland Jooris, Froukje van der Ploeg, Eva Gerlach, Mischa Andriessen, Luuk Gruwez, Jacobus Bos, Tomas Lieske, Hannah van Binsbergen, Michaël Vandebril, Rainer Maria Rilke, Anneke Claus, Toon Tellegen, Peggy Verzett, Peter Holvoet-Hanssen, Christine D’Haen, Christophe Vekeman, Adonis en Daniël Dee worden besproken. En zoals altijd biedt Awater de rubrieken Poëzie Top 15, Nieuw verschenen, Poëzie-agenda en
de Poëzieclubpagina’s.

zaterdag 23 januari 2016


De nieuwe Awater staat op het punt van verschijnen. Tijd om brievenbussen en de winkelschappen in de gaten te houden!

vrijdag 2 januari 2015

Interview met Ton Rozeman

De schrijver als waarheidsaanzegger

Naar aanleiding van de recente verhalenbundel Wat ik van de liefde weet interview ik Ton Rozeman in een koffietentje op de Herengracht in zijn woonplaats Den Haag. De bundel is geen typische valentijnsbundel, omdat de romantische liefde erin ontbreekt. Soms gaat het zelfs om relaties die tegen hun einde lopen. In alledaags taalgebruik schrijft Rozeman over veelal complexe verhoudingen, zowel tussen partners als tussen ouder en kind. Soms gezien vanuit de man, soms vanuit de vrouw.

Je mannen en vrouwen lijken van vlees en bloed met herkenbare angsten en behoeften. Waardoor komt dat?
Ik ben gek genoeg niet zo’n verhalenverteller, niet zo’n type dat even gaat vertellen wat er nou weer allemaal is gebeurd. Voor je het weet ben je weg bij waarover het echt gaat, voor je het weet ben je met je verhaal bezig. Dan zit je gevangen in je visie, terwijl ik die visies wil blootleggen. Misschien dat daardoor de personages zo echt lijken. Ik zou het vertellen zelfs nog meer willen loslaten en het observeren de voorrang willen geven.

Je boek is geprezen en verguisd. Waar komen die uiteenlopende reacties vandaan?
Het zou ermee te maken kunnen hebben dat het een verhalenbundel is, en het grote publiek wil romans. Daarnaast leest het verraderlijk makkelijk, maar als je zelf niet de diepte erin ziet, gaat het echt helemaal nergens over. Bovendien gaat het over liefdes die niet zo voor de hand liggen. Het gaat over het type liefde waarbij je dingen van een ander ziet die niet leuk zijn, maar waarbij je toch voor elkaar kiest. Tegelijkertijd kiezen de personages niet altijd volop voor elkaar. Toch zitten er ook heel warme verhalen in de bundel. Zelf vind ik het verhaal over die dochter die haar vader bezoekt heel lief.

Ook je debuut draaide om de liefde. Is dit een consequent thema in je werk?
Ja, liefde, gezien willen worden, intimiteit. Tussen partners en ouder-kind. Die banden verschillen niet wezenlijk van elkaar, behalve op erotisch gebied natuurlijk. Er zitten dezelfde mechanismen in. Bij relaties projecteren we al gauw ideale beelden op elkaar. Maar de werkelijkheid past niet in dat ideale sjabloon. Als je dat begrijpt en overleeft, dan is het ook allemaal wel weer oké.

Dat is nogal fatalistisch, vind je niet?
Ja, ik ga erin mee dat het wat fatalistisch is, maar misschien zit daarin wel weer het nieuwe positivisme. Je hebt geen valse hoop nodig en hoeft geen irreële wensdromen na te jagen. Alles kan mislukt zijn, maar dat mag er zijn. En dáár kun je het beste van maken.

Is het je taak als schrijver om de waarheid aan te zeggen?
Voor mij wel ja, en dat is ook wat ik mijn studenten op de Schrijversvakschool meegeef. Soms schrijven ze een mooi verhaal – maar zijn ze daarin ook waarheidszegger, of is het gewoon 'een mooi verhaal'? Wat die waarheid is, is lastig te benoemen. Als het verhaal pijn doet, kan dat een positief teken zijn. Dat betekent niet dat het loodzwaar hoeft te zijn. Ook humor kan op pijn duiden.

Het lijkt alsof je bundel dicht op de is huid geschreven. Neem het verhaal 'De zwarte weduwe', dat over een relatie gaat met een vrouw die als een pendule van het ene uiterste ('ik wil dood') naar het andere uiterste zwaait ('ik wil een kind van je'). Is dat op je eigen ervaring gebaseerd?
Het mechanisme dat erin zit, is mijn manier van werken. Het is niet écht zo gebeurd, maar de verhalen bieden een inkijkje in mijn denkwereld. Inderdaad had ik een relatie die daar enigszins op leek, maar ik heb daar maar een klein deeltje uit gesneden. Bovendien is het stilistisch vormgeven. Het is daarom maar een beperkte weergave van de werkelijkheid.


Ton Rozeman, Wat ik van de liefde weet, Uitgeverij Nieuw Amsterdam, ISBN 978 90 468 1119 1 (€ 12,95)

dinsdag 25 november 2014

Marie Darieussecq - Je moet veel van mannen houden

Hoe dan?


Naar verluidt verwacht uitgeverij De Arbeiderspers veel van Marie Darieussecqs Je moet veel van mannen houden. Daar is wat voor te zeggen: de Frans-Baskische ontketende een verhit debat door zich uit te laten over het ingebakken racisme in Frankrijk.
Ook in haar eerdere werk wrikt ze aan heilige huisjes. In haar debuut Zeugzoenen, dat ze medio jaren negentig schreef, beschrijft ze bijvoorbeeld een nieuwe manier van vrouwelijke seksualiteit, waarbij ze de stelling inbracht dat vrouwen zonder het te weten prostitués zijn.Je moet veel van mannen houden is wat dat betreft een veel behoudender boek.

Je volgt Solange, een van haar kind gescheiden, in Hollywood wonende actrice die verliefd wordt op de acteur Kouhouesso. Kouhouesso beantwoordt haar verliefdheid maar matigjes. Toch verliest ze zich in hem, wachtend op meer initiatief van zijn kant en zijn gebrek aan aandacht vergoelijkend. Kouhouesso heeft het dan ook erg druk: hij is doende een adaptatie te maken van Joseph Conrads Heart of Darkness, waarvoor Solange een grote rol door de neus geboord krijgt, en wier kleine rol uiteindelijk geheel uit de film geknipt wordt.
De roman is interessant vanwege de uitgewerkte vrouwenziekte nummer één volgens Darieussecq: afwachten. Ook is sluimerend racisme een thema. Je moet veel van deze thema’s houden, wil je het einde van de roman bereiken.
Darieussecqs stijl wordt gekenmerkt door een grote hoeveelheid korte houwdegens van zinnen, afgewisseld door langere zinnen, soms met veel plompe verwoordingen. Als je daar al niet over struikelt, zou je in hoog tempo over hyperbolische uitingen kunnen vliegen. Zo zijn er zinnen als ‘Haar atomen werden verpulverd’ (bij het verliefd worden op Kouhouesso) en ‘Haar ogen streelden het scherm’ (bij het zien van de afgemonteerde film waarin Solange speelde). Nog zo’n uitgelezen voorbeeld speelt wanneer Solange Kouhouesso ‘s nachts in gesprek ziet met een Porto Ricaanse: ‘zijn glimlach tilt de nacht op, doorklieft de nevel, zijn gezicht van een galactische prins wordt in tweeën gespleten door de voor de Porto Ricaanse bedoelde glimlach en zij – Solange – ziet niets anders dan het stralende wit van hun vierenzestig tanden.’ Vierenzestig tanden… Echt, maar hoe ziet ze dat dan?
Je moet een enorme relativist zijn wil je dergelijk taalgebruik niet ergelijk vinden. Of een cynicus, of in de tekst een zeer zware ironie bespeuren, om je daaraan te verlekkeren. Of, kortom, je moet veel van Je moet veel van mannen houden houden.
Gepubliceerd in de Boekenkrant!

vrijdag 14 februari 2014

Miek Zwamborn - De duimsprong

De afstand van gemis

Wie De duimsprong ter hand neemt, kan overvallen worden door een gevoel van déjà vu. Het binnenwerk doet sterk denken aan Sebalds literatuur: een intelligente tekst die vergezeld gaat van beeldmateriaal. Net als Sebald meandert Miek Zwamborn van de ene kaft naar de andere, het plot onderhevig makend aan haar interesses.

De nergens bij naam genoemde hoofdpersoon is een gemotiveerd klimmer, een natuurliefhebber en een

geoefend waarnemer. We lezen haar taalgebruik, dat niet zelden verstoken is van klimmers-, natuurvorsers- en geologenjargon. Dat jargon reist mee in soms prachtige zinnen die in sterk contrast staan met de soms haast wetenschappelijke benaderingen van natuurfenomenen. Zo beschrijft ze het ontstaan van de Glarner Alpen (centraal Zwitserland), waarbij bepaalde ‘dekbladen’ over ander gesteente heen schoven. Daarop werden oude Permo- Triassische gesteenten van de Verrucanogroep over de jonge kalksteen uit het Jura, Krijt en het Paleogene flysch heen geduwd. Maar dan schrijft Zwamborn: ‘Bovenop de 250 tot 300 miljoen jaar oude, rode Verrucano ligt weer gesteente dat bij de grote verschuiving als een blinde passagier meeschoof’. Wie de draad even kwijt was bij dit uitzonderlijk kennis-inhoudelijke voorbeeld, voelt zijn hart weer opspringen.
Jens wordt een goede vriend die we plotsklaps kwijtraken.
Samen met hoofdpersoon klimmen we verschillende keren mee met haar klimmaatje Jens, doorstaan we kou, vermoeidheid, regen. We spreken met Jens over zijn dromen, zien dat hij weer wat ouder is geworden en als een diesel wat langzaam op gang komt. Jens wordt een goede vriend die we plotsklaps kwijtraken als zijn moeder de hoofdpersoon belt en vertelt dat hij al twee weken wordt vermist. Het is een schok en de hoofdpersoon probeert ermee om te gaan door plekken af te gaan waar Jens en zij eerder wandelden. Dat zijn niet zozeer ijdele pogingen om hem te vinden, maar vooral bezweringen waarmee hij in haar leven blijft. Tijdens haar zoektocht jaagt ze haast obsessief haar fascinaties na, misschien uit een even sterke behoefte om haar verlies te vergeten.

De periode na Jens is gevuld met haar haast obsessieve onderzoek naar geologische verschijnselen en vooral: Heim. Albert Heim (1849-1937), een zeer getalenteerd geoloog die werkelijk bestaan heeft en wiens grootste wapenfeit is dat hij de Zwiterse Alpen in kaart heeft gebracht. Om zijn leven zo nauwgezet mogelijk in beeld te brengen, volgt ze zijn voetsporen door Europa. Soms alleen aan de hand van biografische informatie, soms zelfs lijfelijk, zoals wanneer ze haar flesje water vult in een beek waar Heim moet hebben gezwommen. Doordat ze in zijn levensloop duikt, komt ze een aantal fascinerende mensen tegen. Dat zijn bijvoorbeeld de balonvaarder Spelterini waarmee Heim de alpen oversteekt en Mary Anning, een vroege vrouwelijke fossielenverzamelaarster en paleontologe. Over die figuren krijg je van Zwamborn soms uitgebreid verslag. Dat is een charme, maar je vraagt je zo nu en dan af of dat wel had gehoeven. Als Swamborn ingaat op de herkomst van Spelterini’s artiestennaam, lijkt ze wel erg ver van haar onderwerpen verwijderd. De ballonvaarder vernoemde zich naar de beroemde koorddanseres Maria Spelterini en twee bladzijden lang worden verscheidene in moeilijkheidsgraad toenemende pogingen om de Horseshoe Falls in New Zeeland koorddansend over te steken beschreven. Onder een eenregelige verwijzing had de roman niet geleden, als een verwijzing al überhaupt op zijn plaats was.

Wie dat voor lief neemt, heeft een prachtige natuurroman voor zich liggen. Natuurliefhebbers, klimmers en geologen zullen zich thuis voelen. En de ware lezer natuurlijk ook, als het aan Van Oorschot ligt. De duimsprong is een mooie roman over gemis. De titel verwijst naar een methode om met je duim afstanden in te schatten, maar ook naar de tijd die nodig is om verdriet een plek te geven. Waarmee ook lezers met een hart worden aangesproken.

zondag 2 februari 2014

John Jeremiah Sullivan - Pulphead

Dat vroeg ik hem niet!

Na de gloriejaren van Rudy Kousbroek en Karel van het Reve lijkt een renaissance voor het essay aangebroken. Nu is het essay nooit helemaal weggeweest, maar uitgevers durven het steeds vaker aan relatief onbekende buitenlandse essayisten te publiceren.

Misschien aangewakkerd door Stéphane Hessels succesvolle Neemhet niet!, zagen recentelijk Robert Menasse's DeEuropese Koerier en het veelbesproken Lofvan het rommelige leven van Katie Roiphe het licht. En in de slipstream van Joost Zwagermans Americana, dat over het culturele erfgoed van de Verenigde Staten gaat, werd onlangs de essaybundel Pulphead van John Jeremiah Sullivan gepubliceerd.

Sullivan is een geprezen Noord-Amerikaans essayist. Anders dan Zwagerman slingert hij veelal om artistieke onderwerpen heen. Anders dan Roiphe is hij geen essayist die vanuit de intellectuele Manhattanse kunstenaarswereld over seksualiteit en Facebook schrijft. Net als Menasse en Hessel schrijft Sullivan over politiek, maar anders dan de Duitse schrijver en de Franse verzetsstrijder doet hij dat vanuit de ongeziene kant van de samenleving en vrijwel zonder hard te oordelen. In zijn essay over zijn deelname aan de optocht van de Tea Party bijvoorbeeld, toont hij de discutabele kanten van die beweging vooral door tableaus van de gebeurtenissen van die dag te maken. Voor de geëngageerde lezer kan dat ongemakkelijk voelen, maar waar anders kom je zo dicht op de huid van de rechterflank?

Overeenkomstig met de hierboven genoemde essayisten benadert Sullivan zijn onderwerpen met de pen van de romancier. Als zijn personages aan het woord komen, lijkt het alsof je erbij bent. In TheNew Yorker prijst James Wood, in Nederland vooral bekend van het schrijversboek Hoe fictie werkt, in een bespreking van de essaybundel de manier waarop Sullivan met zijn taalgebruik in de personen die hij beschrijft tot leven brengt. Wood plaatst Sullivans stijl tussen die van Tom Wolfe en David Foster Wallace – niet de minsten.

Deze combinatie van de essayist en de prozaïst is paradoxaal, maar ook gevaarlijk. Paradoxaal omdat je nu eenmaal literaire middelen nodig hebt om een verhaal goed te vertellen, en gevaarlijk omdat de fictie de werkelijkheid kan overnemen. Bij het essay heb je vaak het idee dat wat wordt beschreven echt gebeurd is, maar bij Sullivan verschijnt de prozaïst soms ten tonele wanneer hij dialogen of zelfs personages verzint. Wat is dan echt, kun je je afvragen – maar misschien is Sullivan niet op zoek naar authenticiteit, maar ook naar visies op de waarheid.

Neem het essay waarin hij 'de werkelijkheid' aan de hand van het fenomeen van de TV reality show celebrity onderzoekt. Sullivan gaat een avond 'clubben' met The Miz, een celeb uit de door hem trouw gevolgde TheReal World (MTV), die leeft van zijn betaalde aanwezigheid bij publieke plekken. Na een poosje met hem en zijn fans te hebben gehangen, vraagt hij aan The Miz of hij niet bekaf wordt van dat jachtige leven. Mike (The Miz) antwoord dat als je het bij nuchtere drank houdt en niet mixt, het wel goed komt.

''En je ziel dan?' vroeg ik, 'Trekt het geen zware wissel op je ziel?'
Hij tuurde naar zijn glas.
Lachen! Dat vroeg ik hem niet.‘

Het is een vraag die je niet stelt, het is dé vraag die het hele bouwsel van de onechtheid onderuit kan trekken. Die wanneer je hem wel stelt ontzettend ouderwets klinkt en weggehoond wordt omdat er serieus over nadenken te gevaarlijk is. Aan de andere kant, hád hij hem maar gesteld - het had waarschijnlijk iets werkelijk interessants opgeleverd.

Ondanks zijn vaak scherpe observaties is Sullivan uiteindelijk toch eerder een verteller dan een waarnemer. Voor de deur van de nachtclub staat een afvalcontainer waar 'een inwoner' met witte spuitverf iets op gekalkt heeft. Dat het een inwoner zou zijn geweest, is een interpretatiekwestie. Dergelijke duidingen maken Sullivan enigszins onbetrouwbaar, omdat het soms onduidelijk is wat de schrijver weet en wat hij verzint. Bovendien is de schrijfstijl soms wat ongepolijst. In een essay over Axl Rose komen we een driedubbele beschrijving tegen: 'Axl en de jongens waren nog niet geland. Ze vlogen nog door de lucht.'

En toch en toch, je blijft lezen. Ik vergat bijna een koffieafspraak, mijn woonkamer had een zoom van boeken waarin ik even een bergleeuw leek te horen, zoals in dat essay over de christelijke jeugd-scene bij Creation in de heuvels van Pennsylvania, het grootste christelijke muziekfestival van de Verenigde Staten. Of zie ik er de blokhut in van zijn stokoude mentor, de schrijver Lyte waar Sullivan een poos bij in woonde. Kortom, de essays zijn niet allemaal puntgaaf, maar het lezen meer dan waard.

Gepubliceerd in de Boekenkrant!

Willem Brakman - De verhalen

Droomstaat

Willem Brakman, die pas op zijn 39ste als auteur debuteerde en een kleine honderd boeken uitbracht, overleed op 85-jarige leeftijd. Een kleine levendige groep enthousiastelingen heeft zich verenigd in de Brakmankring, een vereniging die Brakman bij zijn leven graag bezocht. Wie die kring googelt vindt een rijke site met allerhande informatie over Brakman en zijn werk. Het maakt dat de auteur, die in zijn tijd zoveel lezers had, nog niet is weggezonken in de bovenkamers van enkele mistroostige literatoren.

Door Merijn Schipper

Hoewel vrijwel jaarlijks een werk van hem uit het stof wordt getrokken (momenteel zijn nog twee publicaties van
hem met brieven en essays in omloop) lijkt de auteur langzaam de vergetelheid in te glijden. Bij de gemiddelde boekhandel staan nog minder van zijn titels op voorraad dan van Reve. Het feit dat de meeste boeken van Brakman niet meer in omloop worden gehouden is waarschijnlijk een direct gevolg van de vraag naar zijn werk.

Gelukkig kun je nu bij je boekhandel terecht voor De verhalen. Een kloeke, vuistdikke gebonden uitgave met een enthousiasmerend voorwoord van Volkskrant-redacteur en literair criticus Arjan Peters. Peters weet in vier bladzijden het beeld op te roepen van een 'geestig observator, een getalenteerde fantast, maar bovenal een begaafd herinneraar'. Net als Proust, op wiens sterfdag Brakman geboren werd.

Veel verhalen blikken dan ook terug op zijn jeugd, vakanties van vroeger, een oude tante en ga zo maar door. Hoewel de herinnering een van de grote thema’s uit zijn werk mag zijn, is het mysterie ook belangrijk. Mysteries hebben altijd iets onbevredigends: er is nooit een laatste woord, een sluitsteen, een wetenschappelijke verklaring. Het komt op interpretatie aan en daarvoor vraagt Brakman om een beetje met hem mee te denken en de wereld die hij geschreven heeft verder op te bouwen.

Zo vergt het verhaal 'Een zeker onbehagen' een paar lezingen of overdenkingen om het helemaal te snappen. De ruimte lijkt veranderlijk: de werkelijkheid zoals de hoofdpersoon hem waarneemt komt niet overeen met de waarneming van andere personages. Het verhaal krijgt daardoor iets van een droomstaat. In het verhaal ‘Engel’, een van de favorieten van Peters, daalt er bijvoorbeeld een grote naar vis stinkende vogel in een park neer – is dit een engel, een boodschapper?

Niet altijd zijn de personages aimabel. 'De gegoeden' gaat het over een man die de kinderen van Gerrit Slagter, een oud-studiegenoot, de schrik aanjaagt tijdens zijn vakantie bij het Wekeromse Zand vanwege een fiks ressentiment tegen zijn geluk, zijn welgesteldheid en zes kinderen. De man vertelt ze over een enge reus in het bos die wel een kindje zou lusten, of springt uit de struiken met een duivelsmasker op. Wanneer mevrouw Slagter hem tijdens een koffiebezoek ermee confronteert, geeft hij grif toe dat hij Gerrit een hak wil zetten, en onderwijl blijven beide partijen heel beleefd. Het maakt dat je op het puntje van je stoel en met enige verbazing door de zinnen schiet, terwijl je je afvraagt waar dat nu allemaal vandaan komt.

Dit is iets wat Brakman zo interessant maakt. Vaak wordt het mysterie van het voorafgaande of wat zich nu werkelijk afspeelt niet geheel opgelost. Het maakt dat de verhalen je nog lang bezighouden nadat je ze gelezen hebt. Je kunt geen portaalflat inlopen zonder je af te vragen of jouw waarneming overeenstemt met die van de bewoners, bij het Wekeromse Zand ben je op je hoede en je speurt vijvers af, op zoek naar grote, naar vis stinkende vogels.

Gepubliceerd in de Boekenkrant!

dinsdag 14 januari 2014

Juli Zeh - Briefroman

Wasbeurt voor je bovenkamer

Je zou kunnen zeggen dat Juli Zeh de Zadie Smith van Duitsland is. Zeh is auteur van geestige en maatschappijkritische romans. Die romans verschieten nogal eens van kleur: soms is het literatuur, soms is het meer spanning te noemen – steeds lijkt het alsof ze iets nieuws wil proberen. Ze kan soms ongewone personages opvoeren die toch volstrekt geloofwaardig zijn en haar taalgebruik is trefzeker.
Zeh publiceert in hoog tempo. Sinds 2001 staan er elf publicaties op haar naam, waaronder een kinderboek en een theatertekst. Al vanaf het prille begin valt ze op: voor haar debuut kreeg ze de Deutsche Bücherpreis en recentelijk ontving ze zowel de Thomas Mann Preis 2013 als de Hoffmann-von-Fallersleben-Preis 2014 (eerder ontvangen door Nobelprijswinnares Herta Müller).
Met Briefroman is Juli Zeh opnieuw een nieuwe weg ingeslagen. Anders dan in de geijkte briefroman zijn de brieven gericht aan diverse ontvangers: haar uitgever, een vriend die ze ‘Oude Zweed’ noemt, een vriendin Wanda en allerlei instanties. De brieven- schrijver is Zeh zelf. De schrijfster krijgt van de Goethe-Universität in Frankfurt am Main een uitnodiging om als gastdocent over haar poëtica of schrijfkunst te spreken. Ze slaat het aanbod op scherpe maar ludieke manier af, te druk als ze het heeft met het schrijven van ‘romans, theaterstukken, essays, draaiboeken, e-mails, belastingaangiften, dagboeken en boodschappenbriefjes.’ Aan haar uitgever schrijft ze:
Beste uitgever van me, Vergeet het maar. Geen sprake van. Je bent of schrijver, of je bezit een poëtica. Ik ben toch niet mijn eigen keuzevak Duits? Mij niet gezien. –Liefs van je schrijver.
 ‘De geestige brie ven aan een papierafvalinstantie brengen vooral lucht in het verhaal.’


Maar als ze gaandeweg haar afwijzing van de uitnodiging in andere brieven onderbouwt, krijg je alsnog onbedoeld een kijkje in haar schrijverschap. Onbedoeld kan je natuurlijk zonder problemen tussen haakjes lezen, want zonder dit steeds terugkerende onderwerp zou de roman zich wellicht in de veelheid van onderwerpen en briefontvangers hebben verloren.
De roman is doorvlochten met meer draden. Sommige zijn essentiëler dan andere voor de gang in het boek, maar allemaal zijn ze de moeite waard. De geestige brieven aan een papierafvalinstantie met als doel een extra papiercontainer te krijgen brengen vooral lucht in het verhaal. De brieven over een roman die Zeh in Briefroman begint te schrijven worden allengs even belangrijk als de afwijzing van het gastdocentschap. Sterker nog, de personages lijken de andere brieven te infiltreren. Het schrijfproces van de roman die Zeh begint te schrijven opent met een personage dat in het begin van de roman Bernd Tragel heet. Later ziet ze in het openbaar vervoer een bloedmooie vrouw die ze eveneens in haar verhaal wil betrekken. Deze vrouw noemt ze Alice. Als Zeh de Oude Zweed over haar ontmoeting met Alice schrijft, vertelt ze gelijk wat over dat personage. Bijvoorbeeld dat Alice de neiging heeft de lezer aan te spreken, of dat als ze de Oude Zweed zou schrijven, ze hem nog met u zou aanspreken aangezien ze hem nog niet zo goed kent. en inderdaad, in een brief die door Zeh geschreven lijkt, wordt de Oude Zweed opeens aangesproken met ‘u’.
Juli Zeh heeft weer een bijzonder boek gemaakt. Het valt in de lijn van het eerder in de Boekenkrant besproken De gewichtlozen van Valeria Luiselli of het relatief recent verschenen en nog niet vertaalde Dept. of Speculation van Lynn Berger. Deze boeken zijn stuk voor stuk fragmentarisch van aard – van korte adem, zoals Luiselli schrijft. Briefromanverschilt van de hiervoor genoemde romans door de intellectuele diepgang die zij bezit. Het maakt de roman niet ingewikkeld of hoogdravend. Briefroman is eerder te zien als een autowasbeurt: de bovenkamer komt als nieuw weer te voorschijn, glanzend en fris; je kunt er na lezing mee aankomen.
Gepubliceerd op de Boekenkrant!

woensdag 20 november 2013

Tijd/schrift - Versal 11



Tijd/schrift: Jeremiah's Big Fucking Hammer

Versal 11 is uit. Het is zomer en het jaarlijkse raam op de foothills van de Noord-Amerikaanse literatuur staat wijd open.

De in de hoofdstad gevestigde literaire organisaties kunnen voor het ommeland een hoog grachtengordelgehalte hebben. Ook het in Amsterdam vervaardigdeVersal ontkomt in het veld niet aan dat stigma, maar in de elfde jaargang vind je daarvoor weinig ondersteuning.

Namedropping
Versal werd in 2002 opgericht door het internationaal georiënteerde, zelfgefinancierde wordsinhere. Zij voorzagen in de behoefte aan een transnationaal literair netwerk en beoogden de stimulering van de ontwikkeling van auteurs en de ondersteuning van hun schrijfwerk. Dit spreekt ook uit het type auteur dat je in het tijdschrift tegenkomt: underground, maar upcoming. Bekende Noord-Amerikanen als Dave Eggers of James Salter mogen dan ontbreken, het niveau is hoog. Onder de schrijvers vind je heel wat prijsfinalisten, ontvangers van stipendia en enkele laureaten.

Wie van goede literatuur houdt en op feestjes gesprekspartners het licht ongemakkelijke gevoel wil geven iets gemist te hebben, kan er dus goed aan doen om zo nu en dan en passant een naam uit Versal te droppen. In het bijzondere geval dat toch iemand reageert met: 'Christopher Rosales uit Boulder, de drievoudige winnaar van Center of American West's writing award? Darling, I love him! En ken je die prachtige bookshop daar?' volgt onvermijdelijk totale verliefdheid.

Poëzie
Op een tekst als van Rosales en een enkel experimenteel gedicht na, bevat Versal 11 een redelijk evenwichtige verdeling tussen proza en poëzie, waarbij de nadruk op verstaanbare, verhalende teksten ligt. Het ook vormelijk interessante 'A Noiseless owl' van Travis Cebula is weliswaar weinig narratief, maar de helderheid geeft wel iets van Versals poëtica te verstaan:

feathers   in   grass.    fingers   reach
out  for  the  white  deep  down.   no
one    was    ever    meant    to    see.
intimate.    exised     into    a    spent
river      of      violence.      blood    or
narration.    either   way.   sometimes
this  is  all  a   bent   head   will   yield.
some  fences  are  built  to  keep  the
dead    in     a     field.      should    we
maintain    a    nest    for    something
dragged    away     by    night.    what
then.  what  do  we  carry  if   all   we
get is this handful.

BFH
Het sterkste proza is BFH van Tracy O. Connor, dat in de verte doet denken aan Capote's beklemmende 'Tree of Night'. 'Jeremiah's Big Fucking Hammer swings from his hand, matching his strides walking the side of the highway', opent het. Het is heet in deze woestijnachtige omgeving en zijn vrachtwagen staat mijlen terug met pech langs de weg. Dan biedt een mooie vrouw hem, prachtig beschreven, op tergende wijze een lift aan:

'Any chance you're heading towards Old 66? ' 'Well I don't know.' Her fingers sit the steering wheel like birds on a wire. 'That depends.' He watches them fly up to her mouth, her left ear, the back of her neck, the hair bending on her shoulders. Her nails are lavender, or blue, the color shifting in the angle of sun.

Alleen als hij iets moois benoemt mag hij mee; maar wat hij ook aandraagt, het is niet goed genoeg. De spanning tussen de personages groeit, net als tot het einde toe de dreiging van geweld die uiteindelijk de zweem van erotiek overstemt.

Beeld
Het blad heeft een vette omslagfoto. Een poon(?) met een mensenlijk gebit, naar verluidt een speciaal voor Versal gemaakte foto. Het her en der opgenomen beeld bestaat vooral uit fotografie. Sommige foto's zijn abstracte collages, op andere hangen tweedimensionele papieren poppetjes lui aan of in het zwembad. Van Maria Aragon is werk opgenomen dat een kruising lijkt tussen Rineke Dijkstra en het late werk van Erwin Olaf.

Naast fotografie vind je enkele tekeningen, waaronder twee warme en intrigerende naïeve van Margot Holtman. Maar net als Aragons werk is het jammer dat het uit 2011 stamt. Een literair tijdschrift zou er goed aan doen om nieuw werk te stimuleren. Het mag de pret niet drukken. Meenemen op vakantie!

Gepubliceerd op 8WEEKLY!