woensdag 23 maart 2011

Verslag van de Dag van de Literatuur

EEN RIJK LITERATUUR FESTIVAL VOOR SCHOLIEREN

In de Doelen te Rotterdam werd op donderdag 17 maart een groot literair festival georganiseerd. Scholieren zijn van heinde en verre toegestroomd voor de Dag van de Literatuur. Het theater is afgeladen.

Asfaltfeeën
Asfaltfeeën
Tout le monde is aanwezig: Christine Otten en Kader Abdolah, schrijvers van respectievelijk het boekenweekessay en -geschenk, Saskia de Coster, Abdelkader Benali, Annejet van der Zijl en Joost Zwagerman; het is maar een kleine greep uit het ruime aanbod van auteurs dat te beluisteren is. Het dichtersduo Kila & Babsie geeft een voordracht in stereo en Alexis de Roode, van wie onder andere een gedicht in een korte animatiefilm van Sander Alt vertoond wordt, heeft de leerlingen bij zijn voordracht in zijn greep.


Cross-overs
Naast algemene voordrachten zijn er ook veel cross-overs met de andere kunsten. Een daarvan is 'Asfaltfeeën', doorgaans een drie-eenheid van de dichters Ingmar Heytze, Ellen Deckwitz en Cor van Ingen. De bassist Van Ingen, op tour met Spinvis, is ditmaal vervangen door gitarist Johan Borger en singer-songwriter Marten de Paepe. Het optreden blijkt een succes. De Paepe zingt, de muziek, afwisselend soundscape en melodie, ondersteunt de voordrachten als een schouder de kolf van een geweer. Het laatste nummer 'Linda', een gedicht van Dennis Gaens op housemuziek, is een knallende afsluiting en een spervuur van applaus volgt.

Ook in het erop volgende optreden betreedt Deckwitz de planken, opnieuw in combinatie met een andere kunstvorm. Ditmaal gaat het om een samenwerking met twee dansers van het Scapino Ballet. Een gespierde, half ontblote danser start. Plotsklaps stijgt het door hormonen gekatapulteerde gegiebel van de meisjes. Deckwitz begint haar voordracht,een danseres komt het podium op en allengs neemt het gegiebel neemt af. Een paar minuten verder en de zaal zit ademloos te kijken naar een goed getimed, prachtig beeldende combinatie van beweging en taal. Op een kleine interruptie van een enkele leerling na wiens spanningsboog te kort is, houdt deze combinatie van dans en poëzie de aandacht tot het einde aan toe vast.
Barbara Stok
Barbara Stok


Er zijn ook andere, nog meer van de geschreven letteren afwijkende optredens. Striptekenaars Barbara Stok en Peter de Wit bijvoorbeeld, die achtereenvolgens de bühne betreden. Stok bijt het spits af met een lezing die ze begeleidt door een projectie van beeld uit haar boek Dan maak je maar zin (2009). Het is fascinerend in hoeverre de gelaatstrekken van Stok overeenkomen met haar hoofdpersonage. Ook hier weer geldt, leerlingen zijn lacherig aan het begin, daarop worden ze stiller en luisteren serieus. De grappen die in haar verhalen zitten, grappen die om de een of andere manier vaak met een soort 'lulligheid' of een 'mooi is dat' te maken hebben worden niet altijd opgepikt door de leerlingen. Eenzelfde soort receptie valt Peter de Wit ten deel die na haar aantreedt.

Veel te zien en te beleven
Ook buiten de zalen is er genoeg te zien. Er staat een woud van houten bomen, een 'twittertuin', waar je zelf beschreven post-its in de vorm van vogeltjes kunt opplakken. Er is een plek waar je voor een camera in een minuut je favoriete boek mag aanprijzen. Je kan tijdens het Literair spreekuur literair advies inwinnen bij de ervaren schrijvers en redacteurs Wiegertje Postma en Oskar Kocken. Kocken vertelt dat er veel verschil in schrijfniveau is: 'het is af en toe alsof je bij Kunst & Kitsch zit'. De meest aan de leerlingen gegeven tip is dat ze minder moeten uitleggen in hun teksten: 'Show, don't tell', zegt Postma.
In een van de twee publieke hallen zijn een aantal literaire bladen vertegenwoordigd, zoals de Boekenkrant en Passionate, en enkele uitgeverijen als Lemniscaat en Noordhoff, uitgever van de Lijsters. Daarnaast wemelt het van de striptekenaars die ter plekke tekenen en hun strips aanbieden. Ook zijn verschillende stripbladen aanwezig. Zone 3500 bijvoorbeeld, dat volgens redacteur Robert van der Kroft, striptekenaar van Claire en Sjors en Sjimmie bij navraag toch best literair genoemd kan worden. In Nederland hebben strips een lage literaire waardering, maar in Frankrijk of de VS is dat anders. In strips worden verhalen verteld en het gaat om de wijze waarop die zijn weergegeven. Die kan best literair zijn.

Hoewel de meeste strips van verhalende aard zijn, gaan ook poëzie en strips goed samen. Dit stelt Johan van Rooij, een van de oprichters van De lijn, een stripblad voor beginnende striptekenaars. Van Rooij laat een mooi voorbeeld zien: een verstripping van een gedicht van Jules Deelder door Linda van Bruggen, waar beeld en gedicht elkaar op poëtische wijze aanvullen.

Schimmig
De scheidslijn tussen de visuele en de tekstuele media mag schimmig zijn, het is op zijn zachtst gezegd wel opvallend dat er in de openbare ruimte amper een roman of dichtbundel te vinden is. Is het exemplarisch voor het in toenemende mate verdwijnen van de fysieke boekhandel? Of een toonbeeld van de ontlezing waarvan de wortels wellicht al in de lesprogramma's van de middelbare scholen te vinden is? In ieder geval is er geen reden voor het ontbreken van de geschreven letteren, in tegendeel. Dat is jammer, want bij de Dag van de Literatuur zou je verwachten dat er daarvan juist veel te zien zou zijn.

Fotografie: Fred Ernst
Gepubliceerd op 8WEEKLY

woensdag 9 maart 2011

Y.M. Dangre - Meisje dat nog moet

HET ALFABET VAN MIJN KLAPPERENDE TAAL

Een klein half jaar na zijn romandebuut verschijnt nu Y.M. Dangres (1987) eerste dichtbundel. Meisje dat ik nog moet is strak gecomponeerd met romantische gedichten vol sterke beeldspraak en (jeugdig) ongeduld.

Voor een debuutbundel heeft Meisje dat ik nog moet bijzonder hechte samenhang. Hij is opgebouwd uit vijf gedichtenreeksten, verdeeld over drie delen. De titels van die delen zijn 'Meisje', 'Wij bidden u' en 'Gratia plena'. Hieruit zijn meteen twee belangrijke, sterk met elkaar verweven karakteristieken van de bundel te destilleren. De bundel bulkt van het verlangen en heeft een religieuze feel.

Gratia plena
Die feel is onder meer het gevolg van het voorkomen van woorden die met religie van doen hebben, zoals als 'bidden', 'psalm' en 'godin'. Ook het gebruik van religieuze Latijnse spreuken draagt daaraan bij. Zo komt het gratia plena voor in de eerste regel van het Weesgegroet. De gedichtenreeks 'een gedicht voor Marie' versterkt die associatie.

Dat Dangre goden en mythische figuren (zoals de muze) aanhaalt, draagt eveneens bij aan dat religieuze randje. Dit geldt ook voor het eenvormige uiterlijk van de gedichten. Dangre gebruikt weliswaar een vrije versvorm, maar de verzen binnen de gedichtenreeksen hangen door hun homogene uiterlijk sterk naar vaste versvormen. Het geeft Dangres gedichtenreeksen een rituele bijklank, het zijn haast rozenkransen.

Erotiek
Ook verlangen is in Meisje dat ik nog moet een belangrijke karakteristiek. In elk van de gedichtenreeksen zit iets perfects, begeerlijks of ongrijpbaars dat bezongen wordt. 'Aurora pro nobis' uit het eerste deel van de bundel is zo'n huldeblijk aan de perfectie van aurora, (afhankelijk van de interpretatie van dit gedicht) het natuurverschijnsel of godin. Hetgeen waarnaar verlangd wordt is meestal van erotische aard. In 'wij bidden u' is 'Vivaldi' een erotisch vierluik over de (menselijke) seizoenen en wordt in 'onze woonst' gedicht over een dichtgeslibd huwelijk met nadruk op een uitgeblust seksleven.

Soms gaat het begeerlijke of ongrijpbare om iets anders dan om lichamelijke erotiek. Vooral in 'de sargedichten', waarin de dichter zich uiteenzet met zijn muze, is daar sprake van: hij wil met haar samensmelten. Die muze zit

in mijn naam, mijn faam,
en het alfabet van mijn klapperende taal

En in deze klankrijke taal ze is van hem alleen.

geslepen met de tanden van mijn ziel,
achternagezeten door de manken van van mijn lier,

Al blijft ze uiteindelijk onvangbaar, zoals blijkt uit deze prachtige paradox die aan je verstand lijkt te ontsnappen:

want ongrijpbaar klapt zij mij toe
in de wolfsklem van dit gedicht.

Hubris
In de drang één te worden met het goddelijke schuilt echter een groot gevaar. Door de goden te tarten en je daardoor verheffen boven het menselijke, maak je je schuldig aan hubris. Wie iets afweet van de klassieke mythen, tragedies en epen, moet bekend zijn met de zware straffen die op deze vorm van hoogmoed kunnen volgen. Dangre echter, blijft manisch proberen zijn muze in hem op te nemen: 'Wanhopig vreet ik van haar beeld'. In het laatste – dertiende – gedicht van de reeks, dat in tegenstelling tot de andere gedichten in de verleden tijd is gesteld, heeft dit 'eten om deel van haar te worden' een voor schrijvers afschuwelijk gevolg:

Er woonde een heel kleine muze in mij,
een Grieks Roodkapje dat zei: ik ben jou
moe, want ik ben zo vermoeiend.

Ja , er woonde een heel kleine muze in mij en ik
was haar dakloze, haar van de daken schreeuwende,
haar hartslag die nooit de mijne werd en stil was
als schrikdraad. Ondertussen zocht mijn pen de taal
van haar handen die mij openzetten, gaten
maakten in wat ik zei en vergeefs verzweeg
terwijl zij zelf zweeg en dieper doorzakte
in mijn hart als in een eeuwenoude fauteuil
waarin onze stilte nu voorgoed een pijp rookt.

Door haar te willen vangen rest nu alleen nog een rokende stilte. Welke straf Dangre zal moeten betalen voor zijn hubris is onduidelijk, waarschijnlijk de eeuwige dood en de vergetelheid – zoals het overigens met de meeste auteurs afloopt. Of hij met zijn dichterlijk debuut de goden daadwerkelijk heeft kunnen tarten, is echter de vraag. In de overigens zeer boeiende poëzie ontbreekt een zekere rust. In een zinsdeel als 'Aurora, vrouw van diepten / in mijn ochtend', klinkt het woord 'mijn' wat opgeklopt in de oren en soms staat er een woord teveel: 'De gekke meid palmt mij helemaal / in, trekt baantjes in mijn bloedvaten'. Het woord 'helemaal' in de eerste regel is al geïmpliceerd. Niettemin is Meisje dat ik nog moet een bundel met een kloppend hart die erom vraagt om te worden gelezen.

Gepubliceerd op 8WEEKLY