maandag 28 november 2011

Frank Koenegracht - Lekker dood in eigen land

Alles doet het nog

Frank Koenegracht is een schelm: één blik op de titel Lekker dood in eigen land is genoeg om dat te bevestigen. Maar wel een schelm die in staat is rake gedichten te schrijven.

Als je de Letteren indeelt naar de beroepen die auteurs uitvoeren (of uitvoerden) naast hun schrijversleven dan zie je dat een goed deel van de literatoren uit medici en psychiaters bestaat. Denk aan Enquist, Kopland, Slauerhoff, Tranströmer, Tsjechov en Vasalis. Ook Koenegracht hoort in dit rijtje thuis, en dat merk je.

De schepen worden geladen
Mogelijk houdt zijn beroepsuitoefening verband met de gemene deler die in de veelvormige gedichten aanwezig is. Die lijkt uit de idee te bestaan dat dat een mens onderhevig is aan het leven. Niet dat zoiets betekent dat hij een speelbal van dat leven is, maar wel dat hij het heeft te doen met datgene wat hem in de schoot geworpen wordt: zijn mogelijkheden en onvolkomenheden. F.K.'s hondervijftiende droom, dat dreigend eindigt, illustreert dit prachtig:

Op zekere ochtend ging ik de deur uit
om schoenen te kopen
totdat ik een hoek omsloeg en ontdekte
dat ik in een groot gekkenhuis liep.
Ik had blijkbaar 'vrij wandelen'.

Het was winter, niemand sliep
want in een gekkenhuis slaapt men niet.
Drie zusters snelden toe
en vroegen me of ik verdwaald was – jazeker –
en zeiden: dan moet u langs de haven

naar het industrieterrein.
Maar het is hier toch een gekkenhuis, zei ik.
Zegt u dat liever niet. Kijk daar is de haven,
ziet u wel, u twijfelt te veel.
De schepen worden geladen.


Uiteenlopende gedichten
Dat je met jezelf zit opgescheept, blijkt bij Koenegracht zowel gevoelige als komische kanten te hebben. Humor bevolkt zijn gedichten al sinds zijn vroegste bundel en uit zich niet alleen in het bijna kafkaëske absurdisme van hierboven, maar ook in woordspel, zoals in het een-regelige gedicht 'Uiterst kort gedicht met politieke strekking': 'De turkse tortels koerden'. Het is knap hoe hij zo'n precair onderwerp zacht weet te maken en er tevens mee uit te drukken waaraan behoefte is: vredelievendheid.
Foto: Keke Keulemans
Foto: Keke Keulemans

Zulk woordspel maakt Koenegracht echter wel een schelm. Dat blijkt in Lekker dood in eigen land uit de speelse bundeling van light verse en poëzie, daar waar taalvondsten gepaard worden aan de sterke samenhang van beeldgebruik en inhoud. Het komt ook naar voren in zijn schalksheid, waarbij hij enige mate vanrücksichtlosigkeit niet schroomt. Zoals in het gedicht Brief aan mijn moeder, een titel die je onheroepelijk associeert met André Hazes. Het gedicht is echter geen schlager, het is een goedbedoelde oproep van de dichter aan zijn moeder een dienst van de thuiszorg aan te nemen. Freudiaanse en klassieke referenties gaat Koenegracht hierbij niet uit de weg. Een geestig gedicht, dat je enigszins ontzet en tegelijkertijd enorm kan ontroeren.

BRIEF AAN MIJN MOEDER

Moet je horen, mamma, luister je?
Ik lees hier over een aanbod
waarbij zeer oude moeders met
meestal zeer oude zonen die
om niet tastbare redenen niet meer
bij ze willen slapen
een zwaan ter beschikking wordt gesteld
door de thuiszorg.
Het gaat om Hollandse zwanen.
Ze zwemmen overdag rond,
maar 's avonds worden ze opgeborgen
in prachtige vitrines.
Ze worden thuisbezorgd en in je bed gelegd.
Ze slaan hun linker vleugel om je heen: dat
is tegen de duizeligheid en ze leggen
hun snavel op het andere kussen:
dat is tegen eenzaamheid.

's Ochtends worden ze weer opgehaald.
Nou, doe het maar, mamma.
Je bent er immers voor verzekerd.


Epigram
Lekker dood in eigen land gaat vergezeld van zestien kleurige portrettekeningen. Naast het portret van een gruwelmonsterachtige recensent, waarvoor ik mijn recensentenpet bibberend afneem, komt ook hier Freud terug: een waterhoofd vol borsten en sirenen. Komrij is een enge groene bol op een dun stokje en Pessoa een tafeltje met daarop een aantal portretten van hem en een fles wijn (hij zoop zich te pletter). De reeks portretten sluit af met een vlinderachtige afbeelding van Lucebert, de dichter die Koenegracht bij De Bezige Bij introduceerde.

Hoe vaker je de bundel ter hand neemt, hoe vaker je er lukraak uit wilt citeren. Aan je lief, je vader, vrienden, bekenden en onbekenden. Zonder gêne. Ter afsluiting daarom nog een gedicht, dat Koenegracht bij het overlijden van een vriend schreef, de essayist Rudy Kousbroek wiens intelligente, geestige essays altijd een warme betrokkenheid toonden. Interessant om te weten is de grote voorliefde van Kousbroek voor sleutelen en repareren, al is het gedicht ook zonder die wetenschap evengoed prachtig.

EPIGRAM

Als je dood bent op een dag
blijven de lampen rustig in hun fittingen
en ook de wc kan je gewoon doortrekken.
Wel voorzichtig want
het vlottertje werkte al niet goed.
Alles doet het nog: bijvoorbeeld
de overdrijvende wolkenvelden
en de matige tot krachtige tijdelijk harde
tot zeer harde wind uit uiteenlopende richtingen.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

zondag 20 november 2011

Jorge Luis Borges - Alle gedichten


Elk ogenblik laat de waterklok de laatste druppel vallen


Nadat Jorge Luis Borges met zijn proza mondiale bekendheid verwierf,  schreef hij voornamelijk nog poëzie. Met Alle gedichten is eindelijk zijn gehele dichtwerk voor Nederlandse lezers ontsloten.

Hoewel al eerder gedichten van hem in het Nederlands gepubliceerd werden, is de vader van de Latijns-Amerikaanse letteren bij ons vooral bekend van zijn korte verhalen. Met name De Aleph kreeg een iconische status.

Nergens omtrek
Foto: Maria Kodama
Foto: Maria Kodama
De kortste wijze om Borges en zijn literatuur te beschrijven is door Klein requiem van Frank Koenegracht te citeren:


Borges was blind
en leefde in een bol
met overal middelpunt
en nergens omtrek
ver van allen
die vandaag de dag
de aarde bevolken
en haar vermoeien.

Hoewel Koenegracht zich in de eerste regel vergist, Borges stierf blind, introduceerde de Argentijn een mythische literatuur, waarin bijvoorbeeld in een kelder een bol (de Aleph) bestaat zoals door Koenegracht wordt beschreven. Of waarin een gedroomde dromer iemand tot leven droomt. Terugkerende thema's zijn de onwerkelijkheid van de materiële wereld – die immers maar een subjectieve aanname is – en de broosheid van persoonlijke identiteit. Identiteit is bij Borges inwisselbaar: een mens kan alle mensen zijn en vice versa. Sterker nog, identiteit kan evengoed een ordinaire gril zijn van een kosmische intelligentie.

Borges' poëtica is door de jaren niet constant geweest. In zijn vroege, modernistische periode wilde hij van gedichten levende of organische gehelen maken. Metaforiek was daarbij heel belangrijk. Iedere regel moest bovendien een volmaakte synthese bevatten van gewaarwordingen, een spirituele wereld of een staat van bewustzijn. Vanaf de jaren zestig waren zijn schrijversdoelen voor onze tijd ouderwetser. Volgens de sterk psychologisch getinte Borgesbiografie van Edwin Williamson probeerde hij in zijn gedichten de herinnering aan daden van de helden levend houden en het voorbijgaan van de tijd betreuren. Eind jaren zestig geeft hij in zijn voorwoord tot de bundel Lof van de schaduw (1969) aan geen (literaire) esthetica's aan te hangen.

(Geen) intellectueel (taalgebruik)
Toch is de invloed van die poëtica's in Borges' werk zichtbaar. Waar de dichter in zijn eerste drie bundels vooral een haast persoonlijke romantische urgentie aan de dag legt, kom je vanaf de De maker (1960), Borges vierde bundel, overwegend historisch-literair gerichte gedichten tegen. De romantiek dient nu de epische inhoud: het lot van Carthago en Odysseus regelmatig bezongen, maar ook zijn familiegeschiedenis komt veelvuldig aan de orde. Vanaf De diepe roos (1975), zijn negende, tot aan zijn dertiende bundel De eedgenoten (1985) bevat zijn poëzie een steeds grotere existentiële urgentie. De dood, het verlies, de eenzaamheid, ze dringen zich onherroepelijk aan je op.

Een constante in de 414 gedichten is de intellectuele thematiek: het maakt de gedichten sterk verhalend en essayistisch. Ook is de 'persoon Borges' (hoe we die ook interpreteren) markant aanwezig, zoals in zijn angst voor spiegels en zijn fascinatie voor boeken, bibliotheken, dolken en tijgers. Sommige gedichten zijn vormvaster dan andere, het taalgebruik van Borges blijft echter gelijk. Dat is mogelijk debet aan zijn redigeerdrift, zijn de vroege werk nam hij voor zijn Obras completas / Poesía completa grondig onder handen. Dat taalgebruik is overigens opvallend weinig intellectueel: het is alledaags en zeer muzikaal.

Waar zijn de honden?
De vertalers van Alle gedichten, Barber van der Pol en Maarten Steenmeijer en hun redacteur W. Hansen, hebben de gedichten zorgvuldig vertaald met het oog op vormbehoud. Enkele vertaalkwesties daargelaten (archaïsch taalgebruik als 'ochtendstond' en 'vermetel'; soms ongenuanceerde omzettingen als in 'Recoleta' van sombra (schaduw) naar 'duisternis' en omissies, bijvoorbeeld in het gedicht 'Een Saks (449 A.D.)' waar het woord 'honden' moet zijn weggelopen), is deze vertalingswijze goed gelukt: de vorm is behouden.

Deze formalistische vertaling maakt dat het postmoderne essayistische en verhalende karakter van de gedichten meer voorop komt te staan dan in hun originelen. Wat de vraag oproept of een dergelijk formalistische benadering wel zo wenselijk is wanneer poëticaliteit erdoor naar de achtergrond neigt - ondanks dat vorm vrij kenmerkend is van Borges' poëzie. Voor de lezers die geen Spaans lezen, is het haast alsof ze iemand een ritme zien tikken op een tafelblad: de melodie moeten ze er zelf bij bedenken. Terwijl dat voor de dichter nou juist zo belangrijk was. Als hij in 1967 tijdens zijn collegereeks This craft of verse aan Harvard 'muzikaliteit' tegenover 'betekenis' plaatst, stelt hij: 'what is important is a certain music, a certain way of saying things'.

Hart ophalen
Het neemt niet weg dat in Alle gedichten een groot aantal onwrikbaar sterke verzen staan en Borgesliefhebbers zullen hun hart kunnen ophalen. Bijvoorbeeld met het meest afsluitende gedicht van de bundel:

DOOMSDAY

Het zal zijn als de bazuin weerklinkt, zoals Johannes de
Theoloog schrijft.
Het was in 1757, volgens getuigenis van Swedenborg.
Het was in Israël, toen de wolvin het vlees van Christus aan het
kruis sloeg, maar niet alleen toen.
Het gebeurt bij elke hartslag van je bloed.
Er is geen ogenblik dat niet de krater van de Hel kan zijn.
Er is geen ogenblik dat niet het water van het Paradijs kan zijn.
Er is geen ogenblik dat niet geladen als een wapen is.
Elk ogenblik kun jij Kain of Siddharta zijn, het masker of het
gezicht.
Elk ogenblik kan Helena van Troje jou haar geliefde openbaren.
Elk ogenblik kan de haan driemaal hebben gekraaid.
Elk ogenblik laat de waterklok de laatste druppel vallen.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

woensdag 16 november 2011

Mark Strand - Bijna onzichtbaar

De tuin van de melancholie
Ook in het tweetalige Bijna onzichtbaar toont de Amerikaanse oud-Poet Laureate Mark Strand zich opnieuw een uitmuntend benoemer van de leegte. Maar houdt deze van zijn oeuvre afwijkende bundel stand?

Naast zijn dichterschap is Strand prozaïst, vertaler en redacteur. Hij werd beroemd door zijn met absentie doordrongen literatuur. De Pullitzer Prize die hij in 1999 kreeg voor de bundel Blizzard of One zal aan zijn faam zeker een bijdrage hebben geleverd. Onsterfelijk zijn gedichten als 'Keeping Things Whole' en 'Eating Poetry'. Toen hij in 2006 in Nederland was naar aanleiding van het tevens door de dichters/academici Wiljan van den Akker en Esther Jansma vertaalde Gedichten eten, bleek hij met zijn voordracht bovendien zijn poëzie een leven in te blazen op een manier waarop alleen een ware voordrachtskunstenaar dat kan.

Ditmaal geen gedichten
Naast dat Strands werk doordesemd is met het thema van de leegte, wordt zijn werk gekenmerkt door precies taalgebruik en surrealistische beelden. Enige mate van humor kan hem evenmin ontzegd worden. In Bijna onzichtbaar komen daarbij veel personages voor die oud zijn en vaak alleen. Soms komen ze na lange tijd weer terug op een plek die ze lang geleden verlieten en sindsdien sterk veranderd is. De titel moet in de eerste plaats dan ook niet in ruimtelijke zin worden opgevat, maar in temporele: de bundel zet zich met teloorgang uiteen.


Bijna onzichtbaar is een vreemde eend in het oeuvre van Strand. De dichter maakte ditmaal korte prozaïsche fragmenten die bestaan situatieschetsen en parabels. Proems noemt Strand ze, een portmanteau van poems en prose, maar het is een term die tekortschiet. Hij gaf die naam al eerder aan een gedicht uit Donkere haven (1993, vertaling Frans Despriet) dat nog een duidelijke vorm van een gedicht heeft. Ook zijn de fragmenten weinig poëtisch, al suggereren de ritmische opbouw van de zinnen en constructies als: 'het glazen kasteel van mijn andere leven' soms het tegenovergestelde.

Bagatel
De term miniatuur past beter en is bovendien al eens eerder aan soortgelijke literatuur gegeven. Strands miniaturen richten zich op één gegeven en beslaan nooit meer dan een halve bladzijde, zoals in 'Bagatel in Key West':

Vlak voordat ik op de bank in slaap viel, verbeeldde ik me
een kleine verschijning te zien die languit op een identieke
bank  lag  te  slapen.  'Wakker  worden  ventje,  wakker
worden,' riep ik.  'Degene op wie je  wacht  rijst  gewikkeld
in bruisende schuim op  uit zee en komt  spoedig  aan land.
Onder haar voeten zal de tuin van melancholie heldergroen
worden  en  de briesjes worden  licht als de  adem van een
boreling. Wakker worden, voordat dit schepsel uit de diepte
verdwijnt en alles leeg wordt als slaap.'Wat doe ik mijn best
om het ventje te wekken, wat slaapt hij diep. En wie de zee
ontsteeg, haar moment voorbij,  wat  is ze hard geworden -
zo hard die brandende ogen, dat brandende haar.

'Bagatel in Key West' is een van de weinige blijvend intrigerende teksten in de bundel. Doordat het zo surrealistisch is lijkt het bovendien on acid te zijn geschreven, wat voor een gedicht dat op een van de Keys is geschreven wel toepasselijk is - op de veelal uit trailer parks bestaande eilanden stikt het van de vrijgevochten hippies.

Soufflés
Het lastige van miniaturen is dat perfectie cruciaal is. Ontbreekt die, dan zakken ze als mislukte soufflés in en helaas komen verschillende miniaturen niet verder dan een situatieschets. De licht filosofische toon van die stukken krijgt hierdoor al gauw iets gratuits.

Helaas schort het hier en daar aan de vertaling. Zoals in het hierboven geciteerde gedicht, waarin 'in bruisende schuim' en een ontbrekende komma tussen 'wacht rijst' in het oog springen. Met komma's is sowieso vrij zuinig omgegaan, zeker in vergelijking met de originele teksten. De veronderstelling dat vertalingen uit het Engels altijd meer woorden nodig hebben dan hun brontekst, is echter door Van den Akker en Jansma naar het rijk der fabelen verwezen. Dat is knap. Bovendien heeft een gearrangeerde ontmoeting met Mark Strand in Madrid een nauwgezette omzetting van de betekenis wel kunnen afdwingen. Gelukkig maar.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

dinsdag 15 november 2011

Portretten van Alzheimer

Op 12 en 14  november in Haarlem en Alkmaar Portretten van Alzheimer gepresenteerd. Het waren een razendinteressante podia over literatuur en deze vorm van dementie die georganiseerd werd door Rachel Visscher, auteur van Zwarte dauw  (2011). 




In het licht van de huidige politieke en economische situatie, zocht het op pragmatische(!) wijze naar hoe literatuur zich (weer) noodzakelijk kan maken voor  de maatschappij, in concreto de zorg. Bij de middagen stond de mantelzorger centraal. Drie verzorgers van Alzheimerpatiënten hadden hun zorgverhalen opgeschreven en deze onder leiding van Visscher omgewerkt tot korte verhalen. 

Hun voordrachten van die korte stukken literatuur tijdens Portretten van Alzheimer, werden omlijst door muziek, film en poëzie. Niet alleen was het publiek erg te spreken over de middag en voor ook de mantelzorgers was het erg waardevol. Topmiddagen!

vrijdag 28 oktober 2011


treedt op in de Domtoren. Met Hanneke van EijkenAnne BroeksmaNadine Ancher en Margriet Dorrestijn. Met 't Poëziecircus. Nota bene boven God. In het donker. In de kou. Multisensorische sensaties. Wat? Sensaties, stimuli, prikkels, en andere gewaarwordingen. Zaterdag 29 oktober. Tussen 21:00 uur en 02:00 uur. Museumnacht. Komt ook!

http://www.poeziecircus.nl/agenda/view/340/
http://museautrecht.nl/flipping_book/museumnacht11/#/10/

donderdag 13 oktober 2011

Anne Vegter - Eiland berg gletsjer


Pijpen van plezier

Anne Vegter is een opvallend speelse auteur, van wie veel dichtwerk met erotiek doordesemd is. Zo ook in de voor de VSB Poëzieprijs 2011 genomineerde bundel Eiland berg gletsjer, al kan het er soms tussen de dijen onder nul zijn...

Erotiek is een van de lastigste onderwerpen in de literatuur. Een kleine greep uit de vele prozadebuten van de afgelopen jaren laat het zien: in poging effect te sorteren, verworden ze tot een zoveelste boek waarin geneukt wordt. Nee, lees Brodkeys korte verhaal Onschuld maar eens of de bloemlezing Hard en teder van Blondeau en Van den Berghe die van recentere datum is. Vegters poëzie echter, lust er ook wel pap van.

Gordijnerotiek
In Eiland berg gletsjer staan tussen de gedichten erotische tekeningen die gemaakt zijn door Vegter zelf. Wie aan de bundel begint kijkt op matrashoogte tegen de vagina van een met haar benen gespreide vrouw. Je ziet drie piemels op hun balzakken balanceren en een man naar zijn erecte manhood kijken.

Maar pas op: de gedichten zijn geen tekstuele youporn-fragmenten. Evenmin stijgen ze op in gekuiste Hoogliedlyriek. Vegters erotiek - dat heet, de erotiek in haar werk - gaat vaak van schaduwen vergezeld. Het is gordijnerotiek, datgene waarover men niet zo graag opschept maar binnenskamers houdt. In 'Persoonsverwisselingen' wordt bijvoorbeeld de liederlijke vrijheid bezongen die vreemdgaan heet:


Ik liet je ja neuken omdat het bij een nieuwe vriendin
vaardigheden heette. Wat tussen ons veranderde dacht je


en of dat de doorslag van iets zou geven.

Vegters ironie is snijdend en zo ook de woede van de ik-persoon, die overigens (o ironie) erg geestig is opgetekend:

Hoe hervindt mijn basisaap zich:

stamoudste, alphamale, immoreel. Thuis verdelen we in bed
in verhouding twee staat tot één.

Intimiteit
Meer nog dan om erotiek, gaat het om de zucht naar intimiteit en het verlies ervan. Als in het gedicht 'Tramps' afscheid genomen wordt van een ex-geliefde, is de erotiek koud en agressief in haar sarcasme.

Tramps

Je had het over gevoelstemperatuur, onder nul vond je het tussen mijn dijen
in de vertrekhal. Na je tas hebben we elkaar heart to heart omhelsd,

man ik kon je wel pijpen van plezier. Luister je eigenlijk nog.

We maakten stroeve vogels na, een doodsmak ontwierp je op papier
had je wat napret van je verveling. Het werd lastig redenen te vinden op die manier.

Als het glas van je vinger springt zoek je iets tegen breukjes en zout op.
Het tapijt grijnst. Wil nu godverdomme iemand opstaan en me vasthouden.

Opvallend is de afwezigheid van vraagtekens. Er wordt geëist dat iemand opstaat en de ik-persoon vasthoudt, maar de vraag blijft uit - er is niemand om op te staan. Eerder in het gedicht luistert de ex-geliefde ook niet meer; elk vraagteken is overbodig. Dit afscheid is definitief en dat levert, zoals je dat zelf bij veel relatie-eindes kan ervaren, gemengde gevoelens op. 'Tramps' laat dat op treffende wijze zien, dat feest van hernieuwde vrijheid en die verzuurde maag van ledigheid.

Oplevend dood
Wie geilt op goede poëzie, kan maar beter doorlezen: Vegters bundel is compromisloos. Om de regels in de 'titelcyclus' te kunnen lezen moet je de bundel een kwartslag draaien. De cyclus gaat over een stel met kinderen dat een 'diepteoorlog' met elkaar voert (waarin overigens toch een vervoeging van het woord neuken een keer of vijf, al dan niet overdrachtelijk voorkomt), waarin uiteindelijk drie dingen op het spel staan: de liefde (eiland), de toekomst (berg) en de zinnelijkheid (gletsjer): 'Ook als jij 'n laatste atoom van je lichaam schraapt, zou je oplevend dood willen zijn / als laatste hart (eiland), als laatste berg (buik) of gewoon schitterend als kut (gletsjer).'

Een ander gedicht, 'Dochter van', neemt achttien bladzijden in beslag, tweeëntwintig als je de tekeningen die eraan voorafgaan en de titelpagina meerekent. Dit om ademloos te lezen gedicht is een incestueuze pendant van de ark van Noach met een ijzingwekkend bloedheet einde, twee connotaties die elkaar in dit gedicht niet bijten.

Oosterhoff
Erotiek is in Vegters werk maar een van de middelen om tot interessante poëzie te komen, een domper wellicht voor de op sensatie beluste lezers van deze recensie. Haar taal is bedrieglijk alledaags, hoe ze haar woorden kiest, soms vloekt en Engelse frasen opneemt. Interessant is ook haar subtiele ode aan Tonnus Oosterhoff. Net als in zijn bundel Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen (2003) staat in Vegters bundel een met pen bewerkt gedicht - het is in zijn totaliteit doorgekrast.

Vegters poëzie mag in haar taalgebruik wel alledaags zijn, zij ontsluit zich niet zo gauw. Juist dat maakt haar zo interessant en voor verschillende lezingen vatbaar. Ze is zinnelijk, warm, koud en afstandelijk tegelijkertijd. Er zit een hunkering in naar nabijheid, maar niet zonder het tegendeel daarvan invoelbaar te maken. Eiland berg gletsjer vriest en smelt als ijs, is eeuwig en groots als bergen en weet zich eenzaam en omvat als een eiland; een bundel die je niet gauw weglegt.
Gepubliceerd op: 8WEEKLY

Alberto Manguel - De kunst van het lezen


Lezen is herbepalen

De Argentijnse literator Alberto Manguel is de dikbuikige burgervader van de echte lezer.  In de geëngageerde essaybundel De kunst van het lezen blijft letter noch lezer onbesproken.

Dit is dan ook niet zijn eerste boek waarin de lezer een belangrijke rol speelt. De titels suggereren het al: Een geschiedenis van het lezen (1999), Dagboek van een lezer (2004), De bibliotheek bij nacht. De liefde voor boeken en de kunst van het verzamelen (2007) en Stad van woorden (2008)De ene publicatie heeft een sterkere samenhang dan de andere, maar zelden gaat Manguel in zijn stukken rechtstreeks op zijn doel af, uitwaaierend naar en soms verdwijnend in anekdotes en opmerkelijke boekenfeiten. Soms lijkt dat bij Manguel oppervlakkigheid te verhullen, maar meestal zijn de soepel geschreven essays goed doorwrocht.

Lezen en andere onderwerpen
Wel loopt door De kunst van het lezen de ragfijne rode draad van verwijzingen naar Alice in Wonderland in de vorm van verwijzingen, motto's en etsen, en door de konijnenholen en de gekke hoedenmakers ontstaat zo enige coherentie. Een deel van de essays heeft het lezen expliciet als onderwerp. Die stukken gaan over het verschil tussen navolgend en nadenkend lezen, betreffen de overeenkomsten tussen tuinen en teksten en roemen de erotische kwaliteit van lezen, het opgaan in de tekst en innerlijke transformaties daardoor. In een ander essay somt Manguel bladzijden achtereen definities van ideale lezers op, zoals: 'De ideale lezers reconstrueren een verhaal niet, ze re-creëren het' (wat een actieve manier van lezen suggereert), 'de ideale lezer interesseert zich niet voor het werk van Bret Easton Ellis' (wat van een zekere smaak getuigt) en 'de ideale lezer ervaart elke grap als nieuw' (iets wat je mindfulnessdocent ook graag van je zou zien).

Maar Manguel heeft zich ook gebogen over de epiek van Homerus, Dantes Goddelijke komedie, Cervantes' De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha, homoliteratuur en over Borges, die hij persoonlijk kende. Ook richt de auteur zich op de verschillen tussen digitale en analoge teksten, op de laatste woorden van Che Guevarra, de Vuile oorlog in Argentinië en op Vargas Llosa's - Nobelprijswinnaar 2010 nota bene - twijfelachtige excuus voor het generaal pardon van 1990 voor  Argentijnse oorlogsmisdadigers.

Nineve

'Pinochet, die de Don Quichot verbood omdat hij vond dat het aanzette tot burgerlijke ongehoorzaamheid, was de ideale lezer van dat boek' aldus Manguel. Een gebrek aan engagement kun je hem niet verwijten. Zo neemt hij in de parabel 'Jona en de walvis' de handschoen op voor de in zwaar weer rakende creatieve sector. Jona is bij Manguel niet zozeer een profeet, maar een kunstenaar. Als God hem opdraagt de stad Nineve tot berouw te brengen, weigert Jona omdat de inwoners het voor hem als kunstenaar al een eer vinden als hij onder de sterren mag slapen. In Nineve moet alles direct commerciële waarde opleveren, iets wat niet per definitie geldt voor kunst. Omdat Jona liever ziet dat God de stad straft, vlucht hij. Tijdens een storm wordt hij door een walvis opgeslokt en op het strand uitgeworpen, waarop hij uiteindelijk toch maar aan het bevel gehoor geeft.

Wie de parabel geëngageerd leest, ziet dat Nederland in toenemende mate te vergelijken is met Nineve. Nadat duidelijk werd dat er lukraak 200 miljoen euro bezuinigd zou worden op cultuur (percentueel de helft meer dan bij andere sectoren), werd staatssecretaris Zijlstra mokkend van voorstelling naar voorstelling gesleept door een leger wanhopige hoogwaardigheidsbekleders die wilden redden wat er te redden viel. Zo zag ik hem bij Scapino's premiere van Songs for Drella onderuitgezakt zitten naast burgemeester Aboutaleb – die aan het einde van de avond gesloopt moet zijn geweest omdat er aan een dood paard niet te trekken valt.

Lezen is herbepalen

Nederland kan wat leren van Manguels parabel. Volgens Manguel zijn kunstenaars net als Jona, profeten. Niet alleen als het om de inhoud gaat, ook qua vorm en stijl zijn ze voortrekkers van anderen die geldelijk vaak succesvoller zijn dan zij – bijvoorbeeld grafici en ontwerpers, denk in het Nederlandse kader aan het wereldberoemde 'Dutch Design'. Wie kunst veronachtzaamd, morrelt aan de onderste steen van de creatieve sector. Een ommekeer, om een groot woord te gebruiken, is nodig.

Manguels essaybundel is interessant maar soms iets te stimulerend: voor je het weet sla je Flauberts Madame Bovary open of raak je verzeild in een kort verhaal van de borgesiaan Julio Cortázar. Dat mag de boodschap van het boek niet drukken: De kunst van het lezen kan een eyeopener zijn: wie lezen slechts als escapisme ziet of een naar binnen gekeerde activiteit merkt dat hij zichzelf tekort heeft gedaan. Manguel toont aan dat lezen denken is, zelfontwikkeling, verrijking en een herbepaling van je plek in de wereld.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

zaterdag 1 oktober 2011

Jeroen Mettes - Nagelaten werk


De Mei van onze tijd?

Over de doden niets dan goeds. Maar in hoeverre is de publicatie van deze mondaine, intellectuele hagiografie van Jeroen Mettes' in Nagelaten werk, het 'verboekte' blog Poëzienotities en postuum gepubliceerde prozagedicht in N30+, van toegevoegde waarde?

Mettes, die werkte aan een proefschrift over poëtische ritme, hield van juni 2005 tot september 2007 het spraakmakende weblog Poëzienotities bij. Daarop besprak hij dichters op alfabetische wijze, maar verder dan de G van Goudeseune kwam hij niet. In september 2006 pleegde hij zelfmoord na het plaatsen van een leeg bericht. Samen met het duimdikke prozagedicht in N30+ is het blog geredigeerd in het Nagelaten werk opgenomen onder de noemer Weerstandsbeleid, Nieuwe kritiek.

Nieuwe vs. neo

Poëzienotities was spraakmakend omdat Mettes' intelligente posts onverbloemd kritisch waren. De vanuit een ietwat ouwelijke houding in fris en helder taalgebruik geschreven teksten hebben een duidelijke mening en zijn (literatuurwetenschappelijk) onderbouwd - het is deze weinig voorkomende en genoeglijke combinatie die van de samenstellers de connotatie 'nieuwe kritiek' krijgt. Daarmee krijgt Nagelaten werk ook een pamflettistisch karakter: dit is dé nieuwe uitoefening van literaire kritiek.

Deze 'nieuwe kritiek' onderscheidt zich van de neokritiek . In 1997 gemunt door socioloog Rudi Laermans in De witte raaf, is neokritiek een radicaal subjectieve kritiek die voorbij gaat aan de inhoud en zich richt op 'het ontmaskeren van anderen, en hun spreken en handelen, in termen van persoonlijke belangen, macht, posities ...'.

Anarchistische kritiek

Maar neem de connotatie 'nieuwe kritiek' bij Weerstandsbeleid niet te serieus. Mettes heeft daar geen patent op: ondermeer Ter Braak, Vestdijk en Nijhoff gingen hem voor. Zijn kritiek is even anarchistisch als methodisch te noemen. Anarchisme klinkt met name door in de grote verscheidenheid van onderwerpen. Wordt de ene keer de poëzie van een dichter besproken, dan is het een volgende keer slechts één gedicht of wordt alleen over een flaptekst van een bundel geschreven. Soms gaan de teksten over poëzie, andere keren ligt de nadruk meer op een associatie die uit de poëzie voortkomt.

Bovendien is een goed deel van Weerstandsbeleid, zeker naarmate Mettes' einde nadert, steeds meer gevuld met flarden die niets of maar zijdelings met nieuwe kritiek te maken hebben. Uitstapjes zoals naar Hölderin en Levinas, naar frasen (zoals 'voetbal is kunst' en 'meiden percipiëren lezen als funactiviteit') die hij niet meer wilde horen en zijn top 10 van populaire muziek, ze nemen hand over hand in aantal toe. Als je die uitstapjes als kritiek wilt zien, neigen sommige naar de neokritiek waarvan Mettes zich bij zijn literatuurbesprekingen juist onderscheidt.

N30+

Bezijden de vraag hoe blijvend (data op) internet is, kunt je de vraag stellen in hoeverre de publicatie van het blog van toegevoegde waarde is, gezien het informatieverlies (beeldmateriaal, links, discussies e.d.), temeer Mettes' project nooit gecompleteerd is. Waarom een boek kopen als het in zijn meer interactieve vorm op internet vrijelijk beschikbaar is? Zijn de vijf aan Weerstandsbeleidtoegevoegde academische essays van Mettes daarvoor afdoende? N30+ is echter een geheel andere kwestie.

Naast twee eerder gepubliceerde cycli, beslaat het leeuwendeel een 114 bladzijden tellend prozagedicht N30. Dat is te omschrijven als een dichterlijke variant op Valery's Monsieur Tête. Het balanceert tussen een fragmentarische aaneenschakeling van extatische kretologie, oneliners en platitudes, én raak aaneengeschakelde zinnen met taalvondsten, interessante ideeën en mooie beelden. Min of meer overeenkomstig met zijn beeld van de wereld: een wereld die bestaat zoals je die kent als je over straat loopt, 'wat niet de vorm van een anekdote is, maar een dynamische assemblage', verwoordt hij in een e-mail aan zijn vriend, de dichter/componist Samuel Vriezen.

Assemblage

Mettes wilde ook een episch gedicht schrijven, maar omdat Mettes geen narratief gebruikt maar zinnen assembleerde, is het geëngageerde gedicht daardoor satirisch geworden. Ontstaan in de schaduw van de protesten tegen de Wereldhandelsorganisatie eind 1999, achtte Mettes verandering mogelijk, maar, schrijft hij 'als de grondtoon van dit werk meer wanhopig dan utopisch klinkt, dan komt dat niet per se door de reeks catastrofen die ons sinds 1999 steeds dieper in een rechtse nachtmerrie hebben gestort, - een nachtmerrie waar het werk evengoed rekenschap aflegt - maar omdat mijn hoop vooralsnog leeg blijft'.

De grondtoon is inderdaad weinig utopisch; het geluid van een gepornoficeerde, geweldadige, narcistische, populistische en sterk kapitalistische maatschappij klinkt door in N30. De Golfoorlog, Palestina, en de oorlog tegen het terrorisme, WOII en de jodenvervolging zijn thema's die steeds terugkeren. Een willekeurige passage leest als volgt:



O ironie! Laten we emigreren!
Het leger vuurt traangas af op winkelende Palestijnen. En luid hinniken de hymnen aan de god die jou, lezer, blind en gebonden, in hun armen heeft doen vallen. Wat de nar belooft... Er is een dier-worden van mensen, maar geen mens-worden van dieren. Bewijs: mijn grote tieten. Daar kun je ook heel genuanceerd over doen. Hoewel ik stomdronken ben en moe. Waar lopen we op? De onbereidheid tot sterven is niet alleen symmetrisch met de professionalisering en technocratisering van de oorlogsmachine; ze weerspiegelt de organisatie van een schimmige, transnationale soevereiniteit, die niet langer opofferingsgezindheid eist van haar onderdanen, maar hen in tegendeel verplicht tot leven. Hier (tegenover de zee in de winter) heb ik Herman Gorter gelezen.



De Mei van onze tijd?

N30 heeft in zijn noviteit wel iets weg van de Mei (1889) van deze Gorter, die daarmee de poëzie opnieuw 'uitvond'. Mettes prozagedicht is zo nieuw dat hij er de term 'nieuwe zinnen' aan verbond.  Radicaal nieuw is het echter niet. Enkelen gingen Mettes op andere schaal voor, Pound bracht zinnen uit de wereldliteratuur in zijn Cantos samen en Kees 't Hart - in de Groene Amsterdammer lyrisch over Mettes Nagelaten Werk - deed een al een niet-geëngageerde duit in dit zakje met 'Spiegel' uit Ik weet nu alles weer, al speelt het gedicht zich af op woordniveau, in plaats van op het zinsniveau van Mettes. Of met N30 een nieuwe literatuur gesticht wordt, hangt af van de mate waarin het wordt nagevolgd. De tijd zal het leren.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

dinsdag 27 september 2011

Peter van Lier en Machteld van Buren - Wisseling van de wacht



Een bijzin maakt nog geen poëzie


Fusion is hip, leert deel 134 van de Slibreeks. Dichter Peter van Lier en beeldend kunstenares Machteld van Buren sloegen de handen ineen. Het resultaat is Wisseling van de wacht, een bundel met het uiterlijk van een schoolschriftje.

De Slibreeks wordt al sinds 1977 vier maal per jaar door Centrum Beeldende Kunst Zeeland uitgegeven. Het doel is een laagdrempelige kennismaking met uiteenlopende literatuur en de uitgaven zijn vaak bijzonder mooi geïllustreerd. Publicaties van illustere auteurs als J. Bernlef, Astrid Lampe en A.L. Söteman gingen vooraf aan Van Liers & Van Burens verbeelding van het veranderende Zeeuwse(?) kustlandschap.

Beschrijvingen en collages
Van Liers poëzie munt uit in haar beeldende beschrijvingen van plaatsen en situaties. Vooral de natuur komt veel in zijn gedichten voor. Voor wie met zijn oeuvre bekend is, is dat dat niet nieuw; het speelt ook een bovenrol in het bij wijlen erg geestige Zes wenken voor muggen aan de deur dat in 2007 bij Van Oorschot verscheen. Honden; kustlijnen; een zeearm, je komt ze voortdurend tegen in Wisseling van de wacht. De menselijke invloed op de natuur laat zich eveneens gelden: kaalslag en nieuwbouw, de worstjes van een nieuwe bewoner, het loodswezen en vissers. De verdichte thema's worden op de voet gevolgd door Van Burens collages die uit beeld en verschillende soorten papier bestaan: robben, de zee, een dame die op een ladder de zee uit klimt, Borsele(?).

Sommige gedichten zijn echter eerder conceptueel dan beeldend en springen daarmee uit de toon. Zie bijvoorbeeld het onderstaande gedicht:

Ook
een bunker in je
                                    achtertuin?
Dat
                                                een zeearm
                                                                        het
                                                                        land in
                                                                                   trekt


Om eens flink
te treiteren?

                        Treft niemand persoonlijk.

Primair is de laatste regel een imperatief, maar het kan ook gelezen worden als een direct commentaar op de in het gedicht gestelde vragen: [het] treft niemand persoonlijk. Die dubbelheid ontstaat vooral doordat de regel afsluit met een punt in plaats van een uitroepteken. Hoewel ambiguïteit poëzie erg interessant kan maken en voor verschillende lezingen vatbaar, komt uitsmijter nu geforceerd over. De regel lijkt conceptueel en maakt 'Ook' niet zo gaaf als de andere gedichten.

Bijzinnen
Wat opvalt aan Van Liers gedichten is het regelmatig terugkeren van bijzinnen. Dat dit niet altijd even goed werkt, is te illustreren met de tweede zin van het gedicht 'Nooit' dat tegen een industriële collage is afgedrukt: 

Nooit
met de pretenties van een
diva
glijdt een kustvaarder
                                       voorbij,
                                                             maar



                                                                    vergis je
                                                                    niet. In


wat uiterlijkheid kan doen is – gelukkig –
het

lokale zeewezen onder het mom van goedlachs
aan de kade de hele dag

op ramkoers.

Die neiging om bijzinnen te gebruiken, maakt sommige gedichten nodeloos vaag. Die vaagheid komt de lage drempel van de Slibreeks niet ten goede. In Wisseling van de wacht zoek je naar  meer helderheid.

Toch een kleinood?
Deze rust wordt gelukkig enigszins in de bundel gebracht door de mooie vormgeving en de thematische samenhang. En hoewel je vraagtekens kunt plaatsen bij de soms puur visueel te motiveren zetting van de woorden over de bladspiegel, sluiten beeld en tekst op vrolijke en associatieve manier op elkaar aan. Het maakt Wisseling van de wacht uiteindelijk toch een kleinood.

Gepubliceerd op www.8WEEKLY.nl

maandag 5 september 2011