donderdag 3 september 2009

Festival Zomeravonden-gedicht: Zegt de man (monoloog)

Zegt de man:
'Wond van het zuiden
etter langs de Maas
puist langs een berg
waarvan de naam naar valken verwijst
adellijke dieren, godsvruchtig gevederte
dat bid - niet geheel van deze tijd
(god die dood is) - maar toch'

Zegt de man:
'Nee zonnegod nee
blinkend schild
waarvan
de kras
de kerf
de houw
de haal
de zachte
kromme
de kroon is'

Zegt de man:
'Samenkliek van inteelt en erger
van taal zonder mond, tong
zonder taal zonder oor
welriekend de geur van
het oude geld en het nieuwe
dat kerken opkoopt
dansend naar een oude meester
naar wiens pijpen we dansen
(die nergens is, de afgeschoven schuld)
stad van één verlichte lantaren
Bonnefanten, parel op een andere kroon
baken inperfect, maar beter dan al het andere
dat kwijt is - '

Zegt de man:
'Je wilt gaan
naar het afvoerputje
de beerput
de horzel op het boerenpaard
de giertank
de gele gifpil
de zwarte adder
onder het roodwitblauwe gras?'

'Nee, nee, grapje, grapje

stad van mijn hart
hart van mijn stad
stad van mijn hart
ik liet er alles wat ik had

ga maar
ga maar schat'

Zegt de man:
'Wijcker Brugstraat, de Lage Barakken
grootgrutters P. de Gruyter: verdwenen
het warenhuis Maussen: verdwenen
mijn Percée -
het slaag dat ik kreeg
de mist die soms
van het water steeg
alles is verdwenen'

Zegt de man:
'Naast de Servaas, koning der kerken
de St. Jan: rood als het rood
van de doorlopen ogen van mijn vader
en Sterre, Sterre der zee:
vaal als zijn huid'

Zegt de man:
'Maar mijn zus Marieke Marieke
en het katte kwaad, het ballen
op straat, het lezen in bed
toen het al veel te laat was
met een zaklamp onder het laken
zoals ik toen
en zoals de tijd die verder gaat'

'Ga maar dan
ga maar'

Zegt de man:
'Ga maar
ga maar dan'



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.