donderdag 7 mei 2009

Marcel Möring - Reiningsadvies

REININGSADVIES, EEN SCHONE BUNDEL


Marcel Möring is geen vreemde in de wereld van het woord. Zijn werk kreeg over het algemeen positieve kritieken. Hij debuteerde in 1991 met Mendel's erfenis (inmiddels Mendel geheten) en publiceerde daarna nog vier romans. Van die romans werd Het grote verlangen (1994) bekroond met de AKO-literatuurprijs en voor In Babylon (1998) ontving Möring zowel de Gouden Uil als de Jonge Gouden Uil. Dat er meer uit Mörings pen vloeit dan romans alleen, blijkt uit zijn essaybundel Lijdenslust(2006) en de onlangs verschenen gedichtenbundel Reinigingsadvies.

Reinigingsadvies bestaat uit 48 gedichten, waarvan de meest lijvige zich in het midden van de bundel ophouden. Wat zijn stijl betreft, neigt hij naar de Maximalistische poëzie van Joost Zwagerman, zij het dat de opgenomen gedichten niet zo bandeloos zijn als die van de laatstgenoemde in zijn Roeshoofd hemelt(2005). In vergelijking met Zwagerman is Mörings taal als ingeklonken klei en daarbij een stuk preciezer.

Bij veel gedichten is sprake van een strak georkestreerde, semantisch associatieve opbouw. In het uit 33 regels bestaande 'Genezing' is dat bijvoorbeeld goed te zien. De supermarkt, waar de protagonist de 'zij' tegenkomt, wordt per regel steeds verder uitgetekend: 'Toen ik hier pas woonde liep ze door de koffiestraat / of verderop waar steeds de blikken staan / met kattenvoer pampers aan de overkant aan het begin tv-diners'. Zo opent de eerste strofe en ongeveer zo opent ook de tweede, maar gelukkig gaat het niet vervelen, in tegendeel.

Muzikaal dictie
Een van de manieren waarop Möring je tijdens het lezen bij de les houdt, is het dictie dat hij hanteert: het is rijk, gevarieerd en fris. Zo lees je neologismen als 'leugenjurk' en 'uitlaatgassengras' tussen meer chique woorden of woordcombinaties als 'futiliteit', 'avondlijk' en 'Shakespeariaanse sigaren'. Ook vind je in Reinigingsadvies heerlijke galgje-woorden terug, zoals 'Picassobehang', 'transistorradio' en 'modelspoorcatalogus'.

Sterk is Möring in de hantering van klank- en klinkerrijm, iets wat de hierboven genoemde samenstellingen al laten zien. Door het grotendeels ontbreken van interpunctie, maakt dit het taalgebruik niet alleen compact en poëtisch, maar ook uitermate melodieus. Een mooi voorbeeld zijn de eerste regels van het titelgedicht: 'Vergeet mij was mij uit je kleren kam je haren onthaar je kam / schob de hoeken van de badkamer met een tandenborstel / borstel je kleren laat de kranen lopen gooi chloor / in de toiletten (...)'. 'Reinigingsadvies' kan een poëticale betekenis worden toegeschreven. Het gaat de dichter in dat geval om uit zijn taal te verdwijnen: alleen zijn gedichten blijven achter.

Krachtige beeldspraak, soms tegen wil en dank
De gehanteerde beeldspraak is krachtig, soms vervreemdend, maar altijd raak. Zo zijn de zonbeschenen marmeren treden in het gedicht 'Terminus' boter en is de nacht in het gedicht 'Mein junges Leben had ein End' (mogelijk naar het gelijknamige werk van de Deventerse componist Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)) 'niet een vrouw een moeder / een zuster maar een dronken vriend / die door de kamers zwalkt (...)'.

Soms lijkt Möring zijn beeldspraak tegen wil en dank te gebruiken, alsof het een toegeven is aan de poëtische behoefte van zijn lezers. Zo schrijft hij in het gedicht 'Over zekerheid': 'Terug bij lamplicht (goed dan: als melk / gemorste melk)'. In 'Jonas' komt hij de lezer tegemoet wanneer hij tussen haakjes een beeldspraak uitlegt met een even zo mooi beeld – wat die beeldspraak  overigens eerder versterkt dan tenietdoet: 'Terwijl de duisternis een traag tij / af en aan spoelt (de branding van het laken) / drijven ze uit elkaar tot ze niets meer / horen van de dingen die ze zeggen'.

Ter afsluiting moet een van de mooiste gedichten van Reinigingsadvies genoemd worden. 'Lofzang op het incomplete – voor Sam' dat ontroerend en grappig is, barst van de mooie beelden, teer en tegelijkertijd eerlijk is. Het gedicht is te lang om hier af te drukken, dus je zult je de bundel ter hand moeten nemen. Geen moment zal het tegenvallen. Zo'n bundel is het.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

zaterdag 2 mei 2009

Sylvie Marie - Zonder

EEN INTERESSANT DEBUUT


Het meest interessante slag dichters is de debutant. Je weet als lezer immers nooit helemaal wat je kunt verwachten. Dat is dan gelijk de reden waarom veel mensen hun literatuur schuwen; de meesten zijn geen avonturiers, maar gewoontedieren die de behaaglijkheid van het bekende boven het terra incognita verkiezen. Maar zonder debuten geen oeuvres en zonder Sylvie Marie geen Zonder. Een nieuwe debutante dient zich aan.

Sylvie Marie is bijzonder actief in het literaire circuit. Als poëziecoördinator vanMeander en als redacteur van Deus ex Machina is ze goed ingevoerd in de literaire voorhoede. Haar gedichten waren al in verschillende bladen, waaronder Het liegend konijn, de Poëziekrant en De Brakke Hond, te lezen.

Het ontbreken
Het werk van Sylvie Marie is inhoudelijk divers. Ze vertelt anekdotes, een jeugdrelaas rondom, zet bijzondere momenten neer en is soms expliciet intertekstueel, bijvoorbeeld wanneer ze in een gedicht alludeert op het sprookje van Doornroosje. Nagenoeg altijd is sprake van een 'ik' en een 'jij' en inderdaad, zoals de tekst op het achterplat belooft, ontbreekt er  altijd wel iets – en vaak heeft dat te maken met die ander. Het titelgedicht illustreert dat:

zonder
die morgen tref ik woorden aan tussen de lakens,
ze prikken als stukjes spiegel waarin een schim
weerkaatst. ik lees:

ik ben weg, neem niets mee behalve
de geur van je haren, de zachtheid van je wangen,
de smaak van je lippen. de hond

op straat leidt me
af en ik staar naar het raam. nooit zag het ochtendlicht
er zo vaal uit, had het gordijn zo weinig kracht.

het was de eerste keer dat het niet opbollend
in mijn haren snoof, mijn wangen streelde,
me goedemorgen zoende.

Het gedicht laat geen twijfel bestaan over wat er aan de hand is: de geliefde is voor dag en dauw vertrokken. De kracht van 'zonder' schuilt niet alleen in het antipodische karakter van dit gedicht, zoals in het liefdevolle, poëtische afscheid van het tweede terzet ten opzichte van de murwe leegte die achterblijft bij de protagonist in de laatste terzetten, maar ook in het sublieme gebruik van enjambementen.

Enjambementen
Het meest opvallende en geestigste enjambement van dit gedicht valt aan het einde van het tweede terzet. Allereerst zorgt het voor meerduidigheid. 'de hond' slaat nu zowel op de steels vertrokken geliefde als op de hond buiten. Daarnaast geeft het precies het gevoel weer van de protagonist: woede, verslagenheid, verdriet en gemis komen dankzij dit enjambement samen. De daarop volgende, eveneens door een enjambement beknotte, regel voegt daaraan nog iets toe: de afwezigheid van gevoel. Het gevoel van leegte van de ik-persoon is valt misschien zelfs wel samen met zijn/haar andere gevoelens.

Hoewel je in een sommige gedichten een enkel ruw randje kan aanwijzen, zoals her en der een lichte neiging tot abstractie, is de bundel over het geheel genomen een interessant debuut. Silvie Marie laat treffende beelden, mooie observaties en een scherpe vormgeving samenkomen. Het zou jammer zijn dit voorjaar zonder te zitten.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

donderdag 26 maart 2009

Erwin Mortier - Voor de Stad en de Wereld, De gedichten tot dusver

EEN ARCHEOLOGIE VAN POËZIE

Erwin Mortier, rond wie door zijn verdediging van Hugo Claus' euthanasie momenteel veel te doen is, staat vooral te boek als een getalenteerd prozaïst. Als dichter is hij evenmin te veronachtzamen: in 2001 ontving hij de C. Buddingh'-prijs. In 2009 verscheen het eerste verzameld werk: Voor de Stad en de Wereld. De gedichten tot dusver,een interessante bundeling met een sterk christelijke inslag.

De bundel heeft een ongebruikelijke volgorde: hij loopt terug in de tijd, en wie hem van voor naar achter leest, bedrijft in zekere zin en zonder het te weten een vorm van archeologie. Als je met de 'taaldetector' van je oog en het kwastje van je wimpers voorzichtig door de tijdslagen bladert, stuit je op de verschillende periodes in Mortiers poëzie. Opvallend is dat veel gedichten uit de verschillende periodes zeer in de Heer zijn. Het gaat dan vaak om de Grote God ten opzichte van de van sterfelijkheid doordrongen mens.

Eschatologie
Vanuit een archeologisch perspectief bezien, liggen in Voor de Stad en de Wereldde tijdsperioden die de bovenlaag maken een beetje door elkaar heen. Het boek bestaat uit gedichten(reeksen) met een sterk thematische samenhang. Zo vangt de bundel aan met de gelijknamige, oorspronkelijk in bibliofiele editie verschenen uitgave uit 2006, waarin alle gedichten van een sterk godsvruchtige en apocalyptische gedachte doortrokken zijn.

Woel je verder, dan kom je het lange gedicht Terug naar Jeruzalem tegen, dat Mortier schreef voor het Muziektheater Walpurgis bij het Il Combattimento di Tarancredi e Clorinda van Monteverdi. Het is te lezen als de moderne versie van het tragische liefdesverhaal dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de eerste kruistocht. Tot slot vind je in de bovenlaag Barbe-Bleue, dat een interessante, psychologische variatie is op Ariadne en Blauwbaard (2007) van de Belgische Nobelprijswinnaar Maeterlinck (die overigens van plagiaat wordt verdacht in de aanbevelenswaardige debuutroman De plaag van David van Reybrouck). Ook Barbe-Bleue is een thematisch geheel, met soms wat groteske uithalen: '- een kiezel (...) doorzichtig als barnsteen / waarin Zijn doden roerloos / grimassen trekken ' of '- hun roerloze vegetatie, / waar het lover druipt van bloed / of dauw', zijn daar voorbeelden van.

Waaruit men niet valt
Wie daarop de spade dieper in het werk van Mortier zet, komt bij de middenlaag, die bestaat uit de bundel Uit een vinger valt men niet (2005). De lezer-archeoloog vindt in deze laag velerlei met religie doordrenkte artefacten. Gedichten als gebeden en miniaturen, zoals '(Gebed) voor de doden en de taal', 'de 'Hadewijch - variaties' en 'Augustinus' belijdenis (veertiende boek)', of als bidprentjes, zoals het 'Jan van Ruusbroec aanbidt het kruis' over een zalig verklaarde mysticus uit Vlaanderenland.

In tegenstelling tot zijn latere werk bestaat Vergeten licht, de onderlaag van de bundel en Mortiers poëziedebuut, uit veel op zichzelf staande gedichten. Het is het meest neutrale onderdeel van deze bundeling, omdat de lezer zich niet steeds uiteen hoeft te zetten met Mortiers geloofsovertuiging - waarover geen kwaad woord(!) -  die de andere opgenomen bundels doorwasemt. Zijn denkbeelden zijn goeddeels slechts tussen de regels aanwezig. 
Vergeten licht bevat ook Mortiers sterkste gedichten. Schering en inslag zijn regels als: 'Nu moet ik haar verlaten. Vertrouwen / dat de aarde haar even moederlijk ontmantelt, / zorgzaam haar sjaal aanneemt, haar schoenen / uittrekt' en 'Het licht zou blind zijn zonder ons / om te zien'. Na diep delven spreekt hier eindelijk de taal zelf.

Voor de Stad en de Wereld biedt een interessante doorloop van zijn poëzie en geloof. Wie door de lagen van Mortiers bundel afdaalt, vindt in Vergeten licht dekeiharde 'rockbottom of poetry'. Een goede keuze dus om met die bundel af te sluiten.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

zaterdag 7 maart 2009

Ester Naomi Perquin - Servetten halfstok

KLANKRIJKE, PROZAÏSCHE VOLZINNEN


In 2007 debuteerde Ester Naomi Perquin (1980) met Servetten halfstok. Het werd genomineerd voor de C. Buddingh'—prijs, bekroond met de debuutprijs van Het Liegend Konijn 2007 en de Eline van Haarenprijs 2008. Zowel de nominatie als de prijzen waren een zoete winst en een belofte voor later. Op Gedichtendag 2009 is Perquins tweede bundel Namens de ander gepresenteerd. Hij valt bepaald niet tegen.

De bundel is strakker gecomponeerd dan haar debuut (zie bijvoorbeeld 'Waar servetten vlaggen worden'); het leeuwendeel van de gedichten in Namens de ander heeft betrekking op het psychologische thema van het vrezen. Dat dit opzet is, blijkt uit een interview met Wim Brands bij De Avonden. Daarin geeft Perquin aan een veel samenhangender werk te hebben willen samenstellen dan Servetten halfstok. De samenhang in de bundel is gecomponeerd rondom het centrale thema van de angst of fobie.

Vrees
Die angsten of fobieën zijn in het overgrote deel van de gedichten uit Namens de ander terug te vinden; achter titels als 'Plein', 'Smet' of  'Hoogte' hoef je alleen maar het woord vrees te denken. Een expliciet voorbeeld van zo'n met angst doortrokken gedicht is 'Oponthoud':

Met onweer heeft dit niets te maken - je verwacht de klap,
meet angsten af aan de manier waarop je in de wirwar
van adviezen onder de bomen bent beland.

Dan is er nog het rommelige telraam van je hoofd,
wat als je de uitkomst niet eens haalt, de kans
op inslag je verdooft, je huiverend blijft staan
onder dat krakkemikkig bladerdak en alles
in een fractie toe kan slaan?

Daar gaat het lichaam, op de vlucht. De hartslag
telt straks pas voor pas de afstand
tot zijn oorzaak terug

Zet een bundel vol met gedichten als het bovenstaande en hij wordt al gauw tweedimensionaal; het thema ligt er dan te dik op. Dit is gelukkig niet het geval inNamens de ander. Perquins bundel is gedifferentieerd en niet in alle gedichten is het thema (evident) aanwezig. In 'Schilder/ geschilderde' zou je zelfs buiten het thema om kunnen denken. Hierin lijkt een schilder te zien die zich met zijn zelfportret uiteenzet.

Alles zo toonbaar geleken, zo weer te geven in
het lege dat erachter lag te wachten en nu dit:

recht in je stoel in je jurk raak je me vreemd,
straks zul je ineens spottend zeggen: laat dat,

zo heb ik geen deel aan je blik, de gedachte aan
mijn handen vlakt mijn handen alvast uit, kom

laten we heel langzaam opstaan en dan eens zien
wat er blijft. Onder mijn voeten loopt evenzogoed

een loodrechte lijn door de tijd, je pas tot stand
gebrachte mond buigt alweer om naar een lach en ik

vervaag je als altijd onmachtig, half plagend, steeds
bloos je als een baken door mijn streken heen.

Betekenisvelden
In klankrijke, prozaïsche volzinnen, slechts onderbroken door enjambementen, beweegt Perquin door haar verzen. De poëtische kracht van haar gedichten schuilt niet alleen in de beeldende, maar ook in de adaptieve kracht van haar taalgebruik: de verschillende betekenisvelden van haar gedichten gaan neigen vaak in elkaar op te gaan.

Zie bijvoorbeeld het hierboven geciteerde 'Schilder / geschilderde': 'Onder mijn voeten loopt evenzogoed // een loodrechte lijn door de tijd, je pas tot stand / gebrachte mond (...)'. In deze drie regels komt het voortschrijden van de tijd, lopen of stilstand ('voeten' en 'je pas tot stand') en het schilderen ('je pas tot stand / gebrachte mond') aan de orde. Die betekenisvelden zijn onafhankelijk van elkaar te lezen of op elkaar te betrekken, bijvoorbeeld onder de noemer van de voortgaande tijd. Het lezen van haar gedichten wordt zo een intrigerende activiteit.

Dat uitgeverij Van Oorschot jonge aanwas van dit kaliber heeft aangetrokken voor haar kwalitatief hoogstaande, maar vergrijzende fonds, moet voor diegenen die de uitgeverij zijn toegenegen een geruststelling zijn. Namens de ander is een belofte waargemaakt.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

donderdag 12 februari 2009

Hester Knibbe - Bedrieglijke dagen

WAS ES IST


Van Hester Knibbe, wier werk bekroond werd met de Herman Gorter- en de Anna Blamanprijs, is in 2008 een nieuwe bundel verschenen. Het mosgroene voorplat van Bedrieglijke dagen toont de intrigerende compositie van kern- en halfschaduwen van twee naar elkaar toegekeerde gezichten. Het doet zowel de titel als Knibbes gedichten eer aan: je bevindt je als lezer als het ware in Plato's grot en het is gissen naar de 'waarheid' van de gezichten die hun schaduw afwerpen. 

Knibbes bundel wordt voorafgegaan door een motto uit de imponerende bundel Es ist was es ist (2001) van Erich Fried, die zijn gedichten meestal net zo mager schreef als Jan Arends. Het motto bestaat uit de eerste strofe van het rake gedichtWas es ist'Es ist Unsinn / sagt die Vernunft / Es ist was es ist / sagt de Liebe'. In Frieds gedicht worden door verschillende menselijke attributen (bijvoorbeeld dieVorsicht) argumenten opgeworpen om maar niet aan de liefde te beginnen (bijvoorbeeld Es ist leichtsinnig). Maar telkens antwoordt de liefde als een overweldigende gongslag: het is wat het is.

Een oefening in scherp stellen
Weinig van Knibbes beschouwende gedichten uit de vier compartimenten van Bedriegelijke dagen werken zo sterk als Frieds gedicht. Dit is geen negatieve kritiek: Knibbe schrijft andersoortige poëzie. In tegenstelling tot Knibbe zijn veel van Frieds gedichten fenomenologisch te noemen. Die gedichten beogen op eenduidige wijze de dingen te tonen zoals ze ten diepste zijn. Bij Knibbes poëzie, die ook naar zo'n diepste waarheid op zoek is, is daarentegen veeleer sprake van gelaagdheid. Vaak is een voorgrond aan te wijzen die zich tegen een achtergrond afspeelt.

Dat maakt het lezen van Knibbes gedichten een oefening in scherp stellen. Een goed voorbeeld daarvan is het beklijvende 'Het begon die dag met zoveel' uit het compartiment 'Bedrieglijke dag'. Daarin lees je op de voorgrond de belevenissen van een zomerse dag, waar gezwommen en geklommen wordt, waar mannen 'onder gitten platanen/ in hun leven bladerden' en een gouden tor uit de lucht viel. Als je je blik echter naar de achtergrond verlegt, word je de ongenaakbare onverschilligheid van de natuur gewaar: wat er ook in een dag gebeurt, morgen is er weer een dag die zich ontvouwt en weer wordt men ouder en weer gaan dingen dood en voorbij.

Het gadeslaan
'Het begon die dag met zoveel' is eveneens een gedicht waar een zekere beschouwende afstand inzit. Die blijkt bijvoorbeeld uit de vierde strofe:

(...) Wind
loste op in de lucht, zwaluwen begonnen
muggen te ziften, vlogen de diggelen
van de dag aan elkaar en vrouwen op
zondagse hakken omarmden
hun tassen. (...)

Ondanks dat ze rakelings langs een of twee clichés schiet (het 'muggenziften' en het 'bij elkaar houden van de diggelen'), zet ze een aansprekend beeld neer. Bovendien voegt het strofewit na 'omarmden' extra betekenis toe. Een tel zoek je naar wat de vrouwen omarmden: elkaar, niets of iets anders? Pas daarna lees je: 'hun tassen'. Mogelijk toont zich op dit punt zelfs een vervelende of onveilige situatie, waardoor ze hun tassen (en niet iemand anders) omarmen. Het bijzondere hierbij is dat Knibbe de situatie door middel van taal gadeslaat, maar niet uitlegt.

Waarheid
Net als dat de waarheid van de gezichten op het voorplat buiten het zicht van de beschouwer blijft, blijft ook de waarheid van Knibbes gedichten ongrijpbaar: die waarheid is niet apert als in Frieds motto of gedicht, maar eerder absoluut. Knibbes waarheid schuilt niet in het ideële, zoals bij Plato, maar in het onderliggende. Het is als een stille aanwezigheid in haar gedichten, in de achtergrond, ongenaakbaar, sec.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

Hester Knibbe - Bedrieglijke dagen

WAS ES IST

Van Hester Knibbe, wier werk bekroond werd met de Herman Gorter- en de Anna Blamanprijs, is in 2008 een nieuwe bundel verschenen. Het mosgroene voorplat van Bedrieglijke dagen toont de intrigerende compositie van kern- en halfschaduwen van twee naar elkaar toegekeerde gezichten. Het doet zowel de titel als Knibbes gedichten eer aan: je bevindt je als lezer als het ware in Plato's grot en het is gissen naar de 'waarheid' van de gezichten die hun schaduw afwerpen. 

Knibbes bundel wordt voorafgegaan door een motto uit de imponerende bundel Es ist was es ist (2001) van Erich Fried, die zijn gedichten meestal net zo mager schreef als Jan Arends. Het motto bestaat uit de eerste strofe van het rake gedichtWas es ist'Es ist Unsinn / sagt die Vernunft / Es ist was es ist / sagt de Liebe'. In Frieds gedicht worden door verschillende menselijke attributen (bijvoorbeeld die Vorsicht) argumenten opgeworpen om maar niet aan de liefde te beginnen (bijvoorbeeld Es ist leichtsinnig). Maar telkens antwoordt de liefde als een overweldigende gongslag: het is wat het is.

Een oefening in scherp stellen
Weinig van Knibbes beschouwende gedichten uit de vier compartimenten vanBedriegelijke dagen werken zo sterk als Frieds gedicht. Dit is geen negatieve kritiek: Knibbe schrijft andersoortige poëzie. In tegenstelling tot Knibbe zijn veel van Frieds gedichten fenomenologisch te noemen. Die gedichten beogen op eenduidige wijze de dingen te tonen zoals ze ten diepste zijn. Bij Knibbes poëzie, die ook naar zo'n diepste waarheid op zoek is, is daarentegen veeleer sprake van gelaagdheid. Vaak is een voorgrond aan te wijzen die zich tegen een achtergrond afspeelt.

Dat maakt het lezen van Knibbes gedichten een oefening in scherp stellen. Een goed voorbeeld daarvan is het beklijvende 'Het begon die dag met zoveel' uit het compartiment 'Bedrieglijke dag'. Daarin lees je op de voorgrond de belevenissen van een zomerse dag, waar gezwommen en geklommen wordt, waar mannen 'onder gitten platanen/ in hun leven bladerden' en een gouden tor uit de lucht viel. Als je je blik echter naar de achtergrond verlegt, word je de ongenaakbare onverschilligheid van de natuur gewaar: wat er ook in een dag gebeurt, morgen is er weer een dag die zich ontvouwt en weer wordt men ouder en weer gaan dingen dood en voorbij.

Het gadeslaan
'Het begon die dag met zoveel' is eveneens een gedicht waar een zekere beschouwende afstand inzit. Die blijkt bijvoorbeeld uit de vierde strofe:

(...) Wind
loste op in de lucht, zwaluwen begonnen
muggen te ziften, vlogen de diggelen
van de dag aan elkaar en vrouwen op
zondagse hakken omarmden
hun tassen. (...)

Ondanks dat ze rakelings langs een of twee clichés schiet (het 'muggenziften' en het 'bij elkaar houden van de diggelen'), zet ze een aansprekend beeld neer. Bovendien voegt het strofewit na 'omarmden' extra betekenis toe. Een tel zoek je naar wat de vrouwen omarmden: elkaar, niets of iets anders? Pas daarna lees je: 'hun tassen'. Mogelijk toont zich op dit punt zelfs een vervelende of onveilige situatie, waardoor ze hun tassen (en niet iemand anders) omarmen. Het bijzondere hierbij is dat Knibbe de situatie door middel van taal gadeslaat, maar niet uitlegt.

Waarheid
Net als dat de waarheid van de gezichten op het voorplat buiten het zicht van de beschouwer blijft, blijft ook de waarheid van Knibbes gedichten ongrijpbaar: die waarheid is niet apert als in Frieds motto of gedicht, maar eerder absoluut. Knibbes waarheid schuilt niet in het ideële, zoals bij Plato, maar in het onderliggende. Het is als een stille aanwezigheid in haar gedichten, in de achtergrond, ongenaakbaar, sec.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

woensdag 3 december 2008

Chrétien Breukers - Tongebreek & Niemendal / Het beeld van Monsieur Jacques

JEZUS EN EEN BEELDEND BEELD

Het gebeurt niet vaak dat een dichter twee bundels in één jaar publiceert. Chrétien Breukers is een van de uitzonderingen. MetTongebreek & Niemendal keert hij terug naar zijn katholieke jeugd en met Het beeld van Monsieur Jacques, dat hij in samenwerking met Marjoleine de Vos en Damiaan Renkes publiceerde, richt hij zich op de beeldende kunst.

Breukers is bekend van enkele bundels, als bloemlezer van 25 jaar Nederlandstalige poëzie, 1980-2005, in 666 en een stuk of wat gedichten, als oud-uitgever van de Windroosreeks en als oprichter van de Contrabas-website. Op die website betoonde Breukers zich een scherp criticus, maar beide hieronder besproken bundels zijn van een heel andere orde.

Religie
Sinds Parmentier in 1995 aan een aantal dichters vroeg een eigentijdse psalm te schrijven, lijkt religie allengs vaste voet aan de literaire wal te hebben gekregen. Hoewel nooit helemaal weggeweest, behoort het subgenre voor het brede publiek tegenwoordig niet langer toe aan enkele bekende dichters, zoals Hans Bouma, Huub Oosterhuis en Willem Jan Otten. Recente publicaties als Deze poelen, deze geest van Lloyd Haft (een direct voortvloeisel van het voornoemde Parmentiernummer) en Hagar Peeters' Lopers van licht, dat over haar bijbelse naamgenoot handelt, zijn voorbeelden van deze heropleving. Chrétien Breukers'Tongebreek en Niemendal sluit op dit moment de rij.

Poëzie met een religieus tintje kan aversie opwekken bij anders- of niet-religieuzen. Ze laat zich immers niet altijd lezen als een 'waardevrije' literaire tekst; ze eist soms een overeenkomstig referentiekader. Dat dit niet gebeiteld is in steen bewijst Tongebreek en Niemendal. Het is religieus, maar tegelijk wars van reli-retoriek.

Tempus fugit
Metrisch, muzikaal en vormvast is de bundel te noemen, zonder dat de erin vervatte poëzie zich hierdoor laat knechten; in Breukers' ingetogen gedichten zit genoeg variatie. Een mooi voorbeeld daarvan is het speelse 
'Epigram':

Vader, zoon en [weet niet meer]. Moeder,
dochter, ijltempeest, Om nevelen.
Koele bries. Tempus fugit. Echo
uit een kaal heelal. Gewetensnood
op oordeelsdag. Vader, zoon en [weet
niet meer]. Loeder. Tochtig. Van de geest.

De bundel heeft zowel de mens als de christelijke God (en/of Jezus) tot thema. De dichter 'roept een voor hem verloren, katholieke wereld op die werd bepaald door het zogenaamde 'kerkelijk jaar', zoals dat zijn beloop had van de Adventperiode en Kerstmis via Pasen en Pinksteren'. De Christusfiguur is, hoewel profetisch, een mens en een belofte die zichzelf moet waarmaken. Bovendien heeft hij geen controle meer over wat over hem zal worden geschreven – hetgeen doet denken aan de benadering van Thomas Mann in zijn prachtige novelle Das Gesetz of aan de bruuskere theologie in Paul Verhoevens Jezus van Nazareth.

Tongebreek & Niemendal gaat vergezeld van illustraties van beeldend kunstenaar Theo van de Goor, een moderne Jeroen Bosch. Zijn groteske prenten plaatsen de bundel in het zware licht van het memento mori, een ook in de kunst repetitief thema dat maar niet wil wegkwijnen. De relatie tussen de eindige Jezus van Breukers en zijn oneindige Vader is uiteindelijk een ongelukkige, zo blijkt uit laatste regels van het gedicht 'Ik ben voorzegd, verwekt, vermoord': 'Het is de leegte en het strekt zich uit./ Het houdt zich stil en laat mij ongewis./ Het is mijn vader en hij is er niet.'
Monsieur Jacques in Rotterdam
Monsieur Jacques in Rotterdam


Monsieur Jacques
Dat Breukers zich graag inlaat met beeldende kunst is bekend sinds zijn samenwerking met Nicole Montagne in Het prentenkabinet. Dit toont zich wederom inHet beeld van Monsieur Jacques. Vormgegeven en van beeldend werk voorzien door Damiaan Renkens, bevat het naast poëzie van Breukers een essay van Marjoleine de Vos over de aantrekkingskracht van beeldende kunst. De bundel is gemaakt naar aanleiding van het door Oswald Wenckebach gemaakte beeld 'Monsieur Jacques' dat op zeker drie plekken in Nederland te vinden is: bij Otterloo voor het Kröller-Muller Museum, in Rotterdam aan de Coolsingel en in Heerlen in het stadscentrum.

Ook deze bundel is de moeite waard, al moet het essay van De Vos eigenlijk gezien worden als causerie en is wat betreft het perspectief in de tien opgenomen gedichten weinig variatie te bespeuren. Steeds zet het beeld zich uiteen met de hem omringende wereld. Zo reflecteert Monsieur Jacques op zijn schepping, op de holte in zijn borst en zijn onbeweeglijkheid, maar altijd vanuit het perspectief Monsieur Jacques. Daar staat tegenover dat daarmee de gedichten in Het beeld van Monsieur Jacques wel een grote coherentie krijgen en dat de poëzie goed opgebouwd is. Het dictie dat de dichter daarbij hanteert is heerlijk. Er wordt gemonkeld, er is sprake van een brombeer en er komen neologismen in voor als 'brombast' en 'breektaal' die erg prettig liggen op de tong.

Met zijn vormgeving toont Renkens zich een meesterlijk vakman en zijn illustraties zijn gewoonweg fenomenaal. Zijn portretten, die grotendeels uit koffie-, thee- en wijnvlekken lijken te zijn opgebouwd in samenspel met andere media, intrigeren. Zijn andere figuratieve werk dat in de bundel te vinden is, verwondert en vermaakt. Een mooie bundel om op lome middagen in weg te bladeren.

Tongebreek & Niemendal 
Chrétien Breukers 
De Weideblik
63 bladzijden
ISBN 978 90 7776 7115

Het beeld van Monsieur Jacques
Chrétien Breukers 
AfdH Uitgevers
45 bladzijden
ISBN 978 90 7260 3036

Gepubliceerd op 8WEEKLY

vrijdag 21 november 2008

NBD/Biblionreeks - Een leven lang. Auteursportretten in woord en beeld: Gerrit Kouwenaar

EEN LEVEN LANG, EEN TREURZANG

Het meest recente deel uit de NBD/Biblionreeks Een leven lang. Auteursportretten in woord en beeld is gewijd aan de dichter Gerrit Kouwenaar. De twee cd's bieden een veelvoud aan interviews en recensies, een opsomming van primaire en secundaire literatuur, een biografische schets van Kouwenaars leven, wat foto's en een uittreksel van een van zijn romans.

Een leven lang verschaft veel informatie, maar helaas is die vrij onzorgvuldig samengesteld, geredigeerd en geprogrammeerd. De onzorgvuldige samenstelling blijkt ondermeer uit het opnemen van verschillende beschouwingen en rapportages onder het kopje 'interviews'. Ook lijkt de keuze voor het opgenomen materiaal onoverwogen. Zo volgt na een redelijk evenwichtige fotografische 'doorloop' van zijn leven een tweetal hobbyistische en weinig representatieve foto's van Kouwenaar die foto's uitzoekt voor deze NBD/Biblion-publicatie.

Achterhaald
Bovendien is bij de samenstelling niet aan de nabije toekomst gedacht. Een leven lang maakt geen vermelding van Kouwenaars sinds lang aangekondigde Vallende stilte (2008) noch van Gaston Franssens' uitmuntende studie: Gerrit Kouwenaar en de politiek van het lezen (2008). Hierdoor was Een leven lang al achterhaald voor het gepubliceerd werd. Dat er geen verantwoording is te vinden voor de selectie van het materiaal is meer dan typerend.

Bij het overnemen van teksten is het zeer ongebruikelijk dat teksten verbeterd of veranderd worden. Je zou er dus vanuit moeten gaan dat de redactie van NBD/Biblion secuur te werk is gegaan. Maar de cd-rom is dermate geplaagd door spel- en grammaticale fouten dat daar vraagtekens bij te zetten zijn. Deels door de ondoorzichtige opmaak kan het bovendien bij de interviews soms onduidelijk zijn wie nu aan het woord is: de interviewer of  Kouwenaar. Was dat dan ook al zo bij de originele teksten? Omdat deze allemaal uit landelijke dag- en weekbladen komen waarbij de tekstkwaliteit doorgaans hoog is, valt dit te betwijfelen.

Onhandig
De onhandige programmering blijkt uit het feit dat het op de cd-rom lastig surfen is, onder andere doordat er geen 'terug' of 'volgende'-toets is ingebouwd en een zoekfunctie ontbreekt. Daarnaast is het NBD/Biblion-programma niet op een klein venster te bekijken. Iets dat vreemd is, maar na navraag blijkt het samen te hangen met het copyright, om dezelfde reden heeft NBD/Biblion de teksten onkopieerbaar gemaakt. Op zich is dit begrijpelijk, maar het wordt de professional, die bijvoorbeeld op een wetenschappelijke wijze gebruik wil maken van de informatie, niet bepaald gemakkelijk gemaakt.

Dit alles is zeer te betreuren en is evenmin in het belang van Kouwenaar als literair-cultureel fenomeen. De wetenschap en de kritische beschouwing zijn er ook al niet bij gebaat. En uiteindelijk heeft NBD/Biblion er ook weinig belang bij. Het doel van de serie is toegang verschaffen tot het werk van een auteur, maar met deze uitgave zet NBD/Biblion de deur naar Kouwenaar maar voor een kwart open. En daardoor is het lastig binnenkomen.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

maandag 17 november 2008

Willem Thies - Na de vlakte


ALLEDAAGS BEDRIEGLIJK


Waar vele dichters zich met hun dichterlijke taal wenden tot filosofische of talige kwesties, richt Willem Thies zich in Na de vlakte op de buitenwereld. De dichter is in zijn tweede bundel een fotograaf of filmer die bepaalde beelden of gebeurtenissen waarneemt, ongehinderd door vooronderstellingen.


Het onvoorspelbare taalgebruik waarmee Thies de indrukken uit de buitenwereld laat binnen komen is toegankelijk. Met enkele zinnen weet hij eenvoudig ogende beelden op te roepen, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Robert Gray. Veelal zijn die beelden alledaagse taferelen, zoals in het gedicht 'Handelingen'. Terwijl een moeder de groeven van de stoeptegels schoonmaakt met een aardappelschilmesje en kookwater over een mierennest gooit, en terwijl een vader in de badkamer uit de damp opdoemt in de spiegel, ziet hun zoon 'in het gazon/ een groen leger lanspunten/ optrekkend tegen de wind'.

Alledaags en bedrieglijk eenvoudig, want er zit veel beweging in, zoals vaker voorkomt in Thies' gedichten. Ook het perspectief is interessant. Graspunten kunnen immers niet optrekken en al helemaal niet tegen de wind in: ze veren na elke windvlaag terug. Thies weet in dit gedicht bijzonder goed in de belevingswereld van de jongen te kruipen.
Soms is het thema van een gedicht minder afgebakend dan in 'Handelingen'. Bijvoorbeeld in 'Een schaduw van twijfel':

Een zonnebril scheidde
onze blikken. Een wolkje
bloed kringelde je wangen
rood toen ik tegenspraak
vermoedde. Schrijf je spijt
maar in je dagboek.

Dit gedicht werkt als een onverwachte mokerslag: terwijl je oren nog suizen, probeer je het 'wie, wat, waar en waarom' te reconstrueren. Meer dan een vaag vermoeden krijg je niet en tegelijk weet je precies wat gaande is. 'Een schaduw van twijfel' is zonder meer een van de sterkste gedichten uit de bundel. Mooi hoe het bloed kringelt, hoe de zonnebril de blikken scheidt. Hoe het lichte aspect van 'wolkje' scherp afsteekt tegen de beladen associaties die 'bloed' oproept, een onderscheid dat nog eens extra wordt aangezet door de eerste witregel.


Rafelige randjes
De bundel heeft echter enkele rafelige randjes. Waar de meeste gedichten scherp omlijnde beelden op je netvlies projecteren, wordt in de minder overtuigende soms een gedoubleerd beeld opgeroepen. Zo zie je in de eerste terzet van het gedicht 'Fremdkörper' bijvoorbeeld dit:

een hond achtervolgt een tractor
luid blaffend, oren plat in de nek,
over de volle lengte van een akker

In deze drie regels wordt te veel gezegd: als een hond luid blaffend, met zijn oren plat in zijn nek, ergens achteraan gaat, is hij aan het achtervolgen. Het door de beweging van de hond opgeroepen beeld is al uitgelegd voor het getoond wordt.
Ook ontkomen niet alle gedichten aan gemeenplaatsen. Het duidelijkste voorbeeld is het titelloze gedicht op bladzijde 41. Hoewel het sterk begint: 'Ik eet een mandarijn uit je hand/ Steel water uit je mond/ Kus je waar ik je navel vermoed', eindigt het gedicht op een ongemakkelijke manier: 'Ik wil je helemaal/ Met huid en haar/ Houd niets achter'. Je kunt betogen dat het oprecht is en gewaagd – wat het ongetwijfeld is – maar er blijft sprake van een cliché.

Ondanks dat Na de vlakte een paar van deze rafelige randjes heeft, overtuigt het overgrote deel van de gedichten door met weinig zinnen veel gevoel en (bewegend) beeld op te roepen. Dat is bewonderenswaardig en het geeft Willem Thies een bijzondere plaats in het Nederlandstalige literaire veld.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

woensdag 3 september 2008

Kees 't Hart - Ik weet nu alles weer

VERHEVEN BANAAL


Dat voor Kees 't Hart kunstmatigheid een grote rol moet spelen in de literatuur is vaker opgemerkt. Het is ook een bekende gedachte bij meerdere dichters. Speelt in een roman het verhaal een belangrijke rol, de poëzie moet het toch vooral hebben van de werking van bijzonder, kunstmatig taalgebruik. Maar in zijn laatste bundel wil 't Hart meer. In Ik weet nu alles weer zoekt hij een ongegeneerde vermenging van het verhevene en banale.

Die postmodernistische vermenging van het banale en verhevene is een constante in zijn laatste bundel. Zo komt een opsommend gedicht over veertien van 't Harts woonadressen na een gedicht over een denkende Goethe. Een gedicht met 'epische' kwaliteiten dat over een oefenwedstrijd tussen spelers van Tuitjenhorn en die van Heerenveen gaat, is zowel een openhartige autobiografische optekening van zijn tijd bij de superfriezen als een poëtica in één. Het gedicht over Franciscus van Assisi heeft een bijlage.

Refractie
Er is ook op een andere manier naar 't Harts gedichten te kijken. In de bundel zie je voortdurend dingen uit de poëzie en poëtica van anderen of andere stijlen weerspiegeld, zij het op 'refractische' wijze: de eerder genoemde epiek is daar een voorbeeld van, maar ook het gedicht over Goethe dat qua stijl verwant lijkt aan Annemieke Gerrists stijl. Ook is het gedicht 'Nee' duidelijk een tegenhanger van Vinkenoogs 'Ja' (beluister bijvoorbeeld de gelijknamige cd van Spinvis en Vinkenoog) en lijkt zijn vermenging van het verhevene en het banale een weerslag van poëzie van dichters als Mustufa Stitu en enkele Maximalen. In het titelgedicht reflecteert 't Hart ook op zichzelf.

Spiegeling wat de klok slaat, nog zoiets wat een prominente rol heeft. Het gedicht 'Spiegel' neemt in de bundel dan ook een bijzondere plek in. Het bestaat uit vierenveertig vierregelige strofen, verspreid over acht bladzijden. In maar weinig gedichten is op zo'n structurele wijze de zinsstructuur uit elkaar geslagen. De sporadische werkwoorden hebben geen functie meer, het stikt van de neologismen, er zijn verschillende niet-Nederlandstalige woorden en ook ontbreken nog eens alle leestekens en lidwoorden. Wat overblijft is een opeenvolging van woorden die vrijwel zonder enig grammaticaal verband naast elkaar zijn gerangschikt:

lichtbuit mist wolkpartij bril
touw pakpapier plakband inzet
orgeltoon spuitbus zandvis boek
potage stip spiegel wekker

vlag dadel mast klooflucht
morgensfeer rook uil mokkel
instap belach oker maken
boor vlas stol kaart plakzucht

Spiegeling
Omdat de woorden amper meer in een grammaticaal verband met elkaar staan, wordt de communicatieve functie van taal natuurlijk ernstig verstoord. Het titelwoord 'spiegel' bijvoorbeeld, kan alles betekenen. Net wat je erin leest eigenlijk: het gepolijste glas dat boven je wastafel hangt; een voorbeeld; een afspiegeling of spiegelbeeld; een omlijst vlak; een achtersteven van een oud oorlogsschip; bovenste laag van een kistje sigaren; het oog van viervoetig wild; (een verkorting van) bladspiegel; enzovoorts. Misschien dient het als metafoor, misschien is het een werkwoord in de eerste persoon enkelvoud o.t.t.

Ziehier een mogelijke bedoeling van het gedicht. Wil de tekst een zinvol geheel worden, moet je met betekenissen gaan spelen. De betekenissen die je aan de tekst toekent zeggen waarschijnlijk meer over jezelf dan over de tekst. Het gedicht is slechts een spiegel waaraan je jezelf spiegelt en waarin je jezelf weerspiegeld ziet. Je hoeft er alleen maar in te kijken.

Van de vermenging van het verhevene en het banale moet je houden. Maar voor wie de bundeling interpreteert als spiegelwerk wordt het des te interessanter. Voor de spiegel van deze taal staand, zie je vooral jezelf. Zie dat maar eens bij veel andere poëzie gebeuren.

Gepubliceerd op 8WEEKLY