maandag 25 februari 2013

Chr.J. van Geel - Ik ben een onverzoenlijk ratjetoe

Dichter tussen tuttelaars

Het brievenboek Ik ben een onderling onverzoenlijk ratjetoe werpt licht op het schrijven en denken van Chr.J. Van Geel – en een klein streepje op zijn binnenwereld.

Christiaan Johannes van Geel is misschien wel de meest onterecht vergeten dichter van de vorige eeuw. Overigens ook volgens hemzelf.

Geen gemakkelijk leven
Van Geel begon even voor de oorlog als beeldend kunstenaar en werd sterk beïnvloed door het surrealisme. Steeds meer liet hij zijn aandacht ook naar de poëzie uitgaan. Die poëzie valt grofweg uiteen in 'bezielde' natuurlyriek, zoals je die terugvindt in de bloemlezing Het mooiste leeft in doodsgevaar door Willem Jan Otten, en in gedichten die nog iets van dat surrealisme bezitten. Van Geel schreef met een schildersoog en naarmate hij ouder werd, werden de gedichten steeds korter:

't Vogelwater

Zwaar van zwanen rust het water
tussen oevers uit op de grond.

(Uit: Enkele gedichten (1973))

Na de oorlog verruilde hij zijn Amsterdamse woonatelier voor een huisje in Groet en kreeg een kind met Laura Meursing, die hem kort daarop verliet. Daarna woonde hij samen met illustratrice en vertaalster Therèse Cornips en was toen ook zij hem verliet (mogelijk mede vanwege zijn amoureuze gevoelens voor dichteres Elisabeth Eybers) voor een tweede maal uit het veld geslagen. Daarop trok popverslaggever en dichteres Elly de Waard bij hem in. Zijn zoon Chrisje stierf vervolgens door een overdosis en na een allesverzengende brand verhuisde het tweetal uiteindelijk naar de Villa 't Vogelwater, bij Bergen.

                                                               Onverzoenlijk ratjetoe
Met de kennis van de korte biografie die voorin is opgenomen, leest het brievenboek soms als een roman. Bijvoorbeeld doordat je je hart vasthoudt als je Van Geels smeekbede om terug te keren leest die hij aan Therèse stuurde – je weet dat het vergeefs is. De brieven tonen een man die uiterst precies was, zorgvuldig over het schrijven nadacht en het niet kon velen dat men hem als persoon interpreteerde. Dientengevolge was hij niet
altijd gemakkelijk in de omgang: hij kon soms wrevelig uit de hoek komen.

Doordat de brieven zo nu en dan dubbele signalen uitzenden, haal je soms opgelucht adem dat ze aan anderen zijn gericht: hij kon inderdaad 'een onderling onsamenhangend ratjetoe' zijn. Van Van Geel verscheen maar een tiental (soms lijvige) titels. Deels komt dit doordat hij pas op middelbare leeftijd gepubliceerd werd. Belangrijker is de traagheid van het eindeloze schrijfproces. Daarvan zie je in de brieven het een en ander terug: Van Oorschot die om werk vraagt, Van Geel die antwoordt dat hij binnenkort wat stuurt en dat als hij zijn werk op korte termijn niet kan loslaten, het dan nog niet goed is.


Tuttelaars
Ook in de brieven aan zijn 'tuttelaars' (zijn meelezers) lees je zijn precisie. Aan zijn vriend Tom van Deel, de criticus, geeft hij voor acht van de twaalf regels van een gedicht een variatie. De brief is overigens tekenend voor Van Geel, die niet in staat lijkt een schrijven af te sluiten zónder een PS en herhaaldelijke groeten ter afscheid. Een van de weinige brieven waarbij Van Geel het kort houdt, is eind augustus 1973 geschreven en is gericht aan de neerlandicus Enno Endt. Na twee alinea's wederwaardigheden en een vraag naar het welzijn van Endt, eindigt hij met:

'Ik moet je op de hoogte brengen van een somber bericht. Mijn zoon is in een doodlopend stuk plantsoen bij de Bos- en Lommerweg deze maand door spelende kinderen dood aangetroffen. Oorzaak: vergiftiging door te veel aan medicijnen. Je weet, of je weet niet, zijn leven ging over drugs. Hij werd 25 jaar.'

Het is beter er niet bij stil te staan
Bijna een krantenbericht en verstoken van emotie, of die moet in de beschrijving van zijn vindplaats doorschemeren. Wellicht tekenend voor zijn generatie: de tegenzin om over zulke zaken te spreken. Zelfs als het aankomt op een gesprek met de moeder van de pas overleden Chrisje, stemt Van Geel met tegenzin in: 'Als jullie willen kom ik een avond op bezoek, misschien echter is het beter er niet bij stil te staan, zover dat mogelijk is'. Het maakt dat je met Ik ben een onderling onverzoenlijk ratjetoe wel een boeiende inkijk krijgt in Van Geels schrijfwereld en zijn poëtica, maar van de man zelf kom je vrij summier iets te weten. In stijl, wellicht. 

Gepubliceerd op 8WEEKLY. 



zondag 17 februari 2013

Henk Ester - Bijgeluiden

Over de bomen lopen van de wind

Henk Ester is met Bijgeluiden een debutant met heerlijk helder taalgebruik en afgemeten teksten. Een denker met een licht romantische inborst.

Een ruime helft van de gedichten in deze bundel is prozaïsch en essayistisch, wat de poëzie een sterk Borgesiaanse inslag geeft. Maar hoewel Ester net als Borges als een denkende dichter kan worden getypeerd, is zijn werk van minder mythische aard.


Het over de bomen lopen van wind
Onderwerpen die Ester in zijn bundel voorbij laat komen zijn eerder cultureel-historisch of poëticaal, of gaan over het tegenwoordig weinig bedichte thema van de muziek – de Poëzieweek van 2013 daargelaten. De soms bezielde beschrijvingen van de natuur roepen zo nu en dan associaties op met de 'bezielde' natuurlyriek van Chr.J. van Geel, zoals in met name de laatste strofe van het onderstaande gedicht.

Stoomorgel

Bijgeluiden
niet gebundeld, ongeletterd
spreken weinig mensen
zeker geen bomen
verwaaien, sterven weg

van exploderende stoomorgels
is zelfs geen ruis gesignaleerd
en van een racevlieg op de hei
heeft niemand iets gehoord

maar

als niemand de ernst langs
lijnen landgewei of hoort
de eik in stemgeluid

als niemand afstand neemt of
hoogte houdt om de luister van
een hei te leren

Dichterlijkere gedichten
De tweede helft van de bundel is 'dichterlijker'. Die gedichten zijn compacter en hermetischer. Sommige daarvan raken helaas wel sterk aan wat doorgaans doorgaat voor poëzie, zoals een gedicht dat bestaat uit reeksen allitererende woorden of één waarin elke strofe begint met een bepaalde frase of woord. Zoals in het gedicht 'Kijken', waarin driemaal het woord 'opkijken' de terzetten aanvoert. Waren deze meer voorspelbare 'rituele' gedichten weggelaten, dan had Bijgeluiden een evengoed stevig, maar imponerender debuut opgeleverd.



Het boeiende aan Bijgeluiden zit mede in de urgentie van deze bundel. Je kunt hem lezen als een pleidooi voor een pas op de plaats, voor het gebruik van je zintuigen en het in je opnemen van de zinnelijke wereld. Het gaat Ester om wat zich buiten onze preoccupaties bevindt: daar ervaar je het gevoel van levend-zijn. Hiermee toont zich een verwantschap met Sybren Polet (genomineerd voor de VSB Poëzieprijs 2013)Met hem heeft Ester overigens ook de omarming van een wetenschappelijke dictie gemeen, al gebruikt Ester die maar zo nu en dan. En ook bij Polet is de natuur een plek waar je het bloed weer door je aderen kunt voelen stromen.


Hoop
De natuur zet Ester naast stedelijke en mechanische werelden. Zo komt zijn thuisbasis Utrecht naar voren uit zijn notoir stinkende kelders en het gesneuvelde middenschip van de Domkerk. Of de gemechaniseerde Maasvlakte: 'Dit is niet gemaakt om gehoord te worden / als lopend godsbewijs'. Net als natuur is ook de cultuur is iets wat zich bezijden onze beslommeringen bevindt, en de dreiging van culturele teloorgang laat Ester evenmin koud:

       Maar wat nu als het kunstmatig brein het denken heeft 
gemarginaliseerd, de Afrikaanse olifant is uitgeroeid,
welluidende melodieën de dissonanten hebben weggevaagd?
Kortom, als er geen redden meer aan is. 
Wie vertelt dan hoe de Romeinen reageerden op de glimlach 
van een saxofonist.
Ester schrijft niet zonder ironie: de sax is van latere tijd. Wellicht tekent deze zin de onwetendheid van latere amper cultureel onderlegde generaties.

Wie leest
over vijfhonderd jaar Lamento van Campert
totaal witte kamer van Kouwenaar,
Yann Andréa Steiner van Marguerite Duras?

De paradox wil overigens dat in maar weinig gedichten in Bijgeluiden niet gerefereerd wordt aan kunstenaars en/of hun werken: daarmee doet Ester niets anders dan die kunst en kunstenaars levend houden. Juist dankzij Esters lamentatie is er hoop.

Gepubliceerd op 8WEEKLY.