maandag 28 november 2011

Frank Koenegracht - Lekker dood in eigen land

Alles doet het nog

Frank Koenegracht is een schelm: één blik op de titel Lekker dood in eigen land is genoeg om dat te bevestigen. Maar wel een schelm die in staat is rake gedichten te schrijven.

Als je de Letteren indeelt naar de beroepen die auteurs uitvoeren (of uitvoerden) naast hun schrijversleven dan zie je dat een goed deel van de literatoren uit medici en psychiaters bestaat. Denk aan Enquist, Kopland, Slauerhoff, Tranströmer, Tsjechov en Vasalis. Ook Koenegracht hoort in dit rijtje thuis, en dat merk je.

De schepen worden geladen
Mogelijk houdt zijn beroepsuitoefening verband met de gemene deler die in de veelvormige gedichten aanwezig is. Die lijkt uit de idee te bestaan dat dat een mens onderhevig is aan het leven. Niet dat zoiets betekent dat hij een speelbal van dat leven is, maar wel dat hij het heeft te doen met datgene wat hem in de schoot geworpen wordt: zijn mogelijkheden en onvolkomenheden. F.K.'s hondervijftiende droom, dat dreigend eindigt, illustreert dit prachtig:

Op zekere ochtend ging ik de deur uit
om schoenen te kopen
totdat ik een hoek omsloeg en ontdekte
dat ik in een groot gekkenhuis liep.
Ik had blijkbaar 'vrij wandelen'.

Het was winter, niemand sliep
want in een gekkenhuis slaapt men niet.
Drie zusters snelden toe
en vroegen me of ik verdwaald was – jazeker –
en zeiden: dan moet u langs de haven

naar het industrieterrein.
Maar het is hier toch een gekkenhuis, zei ik.
Zegt u dat liever niet. Kijk daar is de haven,
ziet u wel, u twijfelt te veel.
De schepen worden geladen.


Uiteenlopende gedichten
Dat je met jezelf zit opgescheept, blijkt bij Koenegracht zowel gevoelige als komische kanten te hebben. Humor bevolkt zijn gedichten al sinds zijn vroegste bundel en uit zich niet alleen in het bijna kafkaëske absurdisme van hierboven, maar ook in woordspel, zoals in het een-regelige gedicht 'Uiterst kort gedicht met politieke strekking': 'De turkse tortels koerden'. Het is knap hoe hij zo'n precair onderwerp zacht weet te maken en er tevens mee uit te drukken waaraan behoefte is: vredelievendheid.
Foto: Keke Keulemans
Foto: Keke Keulemans

Zulk woordspel maakt Koenegracht echter wel een schelm. Dat blijkt in Lekker dood in eigen land uit de speelse bundeling van light verse en poëzie, daar waar taalvondsten gepaard worden aan de sterke samenhang van beeldgebruik en inhoud. Het komt ook naar voren in zijn schalksheid, waarbij hij enige mate vanrücksichtlosigkeit niet schroomt. Zoals in het gedicht Brief aan mijn moeder, een titel die je onheroepelijk associeert met André Hazes. Het gedicht is echter geen schlager, het is een goedbedoelde oproep van de dichter aan zijn moeder een dienst van de thuiszorg aan te nemen. Freudiaanse en klassieke referenties gaat Koenegracht hierbij niet uit de weg. Een geestig gedicht, dat je enigszins ontzet en tegelijkertijd enorm kan ontroeren.

BRIEF AAN MIJN MOEDER

Moet je horen, mamma, luister je?
Ik lees hier over een aanbod
waarbij zeer oude moeders met
meestal zeer oude zonen die
om niet tastbare redenen niet meer
bij ze willen slapen
een zwaan ter beschikking wordt gesteld
door de thuiszorg.
Het gaat om Hollandse zwanen.
Ze zwemmen overdag rond,
maar 's avonds worden ze opgeborgen
in prachtige vitrines.
Ze worden thuisbezorgd en in je bed gelegd.
Ze slaan hun linker vleugel om je heen: dat
is tegen de duizeligheid en ze leggen
hun snavel op het andere kussen:
dat is tegen eenzaamheid.

's Ochtends worden ze weer opgehaald.
Nou, doe het maar, mamma.
Je bent er immers voor verzekerd.


Epigram
Lekker dood in eigen land gaat vergezeld van zestien kleurige portrettekeningen. Naast het portret van een gruwelmonsterachtige recensent, waarvoor ik mijn recensentenpet bibberend afneem, komt ook hier Freud terug: een waterhoofd vol borsten en sirenen. Komrij is een enge groene bol op een dun stokje en Pessoa een tafeltje met daarop een aantal portretten van hem en een fles wijn (hij zoop zich te pletter). De reeks portretten sluit af met een vlinderachtige afbeelding van Lucebert, de dichter die Koenegracht bij De Bezige Bij introduceerde.

Hoe vaker je de bundel ter hand neemt, hoe vaker je er lukraak uit wilt citeren. Aan je lief, je vader, vrienden, bekenden en onbekenden. Zonder gêne. Ter afsluiting daarom nog een gedicht, dat Koenegracht bij het overlijden van een vriend schreef, de essayist Rudy Kousbroek wiens intelligente, geestige essays altijd een warme betrokkenheid toonden. Interessant om te weten is de grote voorliefde van Kousbroek voor sleutelen en repareren, al is het gedicht ook zonder die wetenschap evengoed prachtig.

EPIGRAM

Als je dood bent op een dag
blijven de lampen rustig in hun fittingen
en ook de wc kan je gewoon doortrekken.
Wel voorzichtig want
het vlottertje werkte al niet goed.
Alles doet het nog: bijvoorbeeld
de overdrijvende wolkenvelden
en de matige tot krachtige tijdelijk harde
tot zeer harde wind uit uiteenlopende richtingen.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

zondag 20 november 2011

Jorge Luis Borges - Alle gedichten


Elk ogenblik laat de waterklok de laatste druppel vallen


Nadat Jorge Luis Borges met zijn proza mondiale bekendheid verwierf,  schreef hij voornamelijk nog poëzie. Met Alle gedichten is eindelijk zijn gehele dichtwerk voor Nederlandse lezers ontsloten.

Hoewel al eerder gedichten van hem in het Nederlands gepubliceerd werden, is de vader van de Latijns-Amerikaanse letteren bij ons vooral bekend van zijn korte verhalen. Met name De Aleph kreeg een iconische status.

Nergens omtrek
Foto: Maria Kodama
Foto: Maria Kodama
De kortste wijze om Borges en zijn literatuur te beschrijven is door Klein requiem van Frank Koenegracht te citeren:


Borges was blind
en leefde in een bol
met overal middelpunt
en nergens omtrek
ver van allen
die vandaag de dag
de aarde bevolken
en haar vermoeien.

Hoewel Koenegracht zich in de eerste regel vergist, Borges stierf blind, introduceerde de Argentijn een mythische literatuur, waarin bijvoorbeeld in een kelder een bol (de Aleph) bestaat zoals door Koenegracht wordt beschreven. Of waarin een gedroomde dromer iemand tot leven droomt. Terugkerende thema's zijn de onwerkelijkheid van de materiële wereld – die immers maar een subjectieve aanname is – en de broosheid van persoonlijke identiteit. Identiteit is bij Borges inwisselbaar: een mens kan alle mensen zijn en vice versa. Sterker nog, identiteit kan evengoed een ordinaire gril zijn van een kosmische intelligentie.

Borges' poëtica is door de jaren niet constant geweest. In zijn vroege, modernistische periode wilde hij van gedichten levende of organische gehelen maken. Metaforiek was daarbij heel belangrijk. Iedere regel moest bovendien een volmaakte synthese bevatten van gewaarwordingen, een spirituele wereld of een staat van bewustzijn. Vanaf de jaren zestig waren zijn schrijversdoelen voor onze tijd ouderwetser. Volgens de sterk psychologisch getinte Borgesbiografie van Edwin Williamson probeerde hij in zijn gedichten de herinnering aan daden van de helden levend houden en het voorbijgaan van de tijd betreuren. Eind jaren zestig geeft hij in zijn voorwoord tot de bundel Lof van de schaduw (1969) aan geen (literaire) esthetica's aan te hangen.

(Geen) intellectueel (taalgebruik)
Toch is de invloed van die poëtica's in Borges' werk zichtbaar. Waar de dichter in zijn eerste drie bundels vooral een haast persoonlijke romantische urgentie aan de dag legt, kom je vanaf de De maker (1960), Borges vierde bundel, overwegend historisch-literair gerichte gedichten tegen. De romantiek dient nu de epische inhoud: het lot van Carthago en Odysseus regelmatig bezongen, maar ook zijn familiegeschiedenis komt veelvuldig aan de orde. Vanaf De diepe roos (1975), zijn negende, tot aan zijn dertiende bundel De eedgenoten (1985) bevat zijn poëzie een steeds grotere existentiële urgentie. De dood, het verlies, de eenzaamheid, ze dringen zich onherroepelijk aan je op.

Een constante in de 414 gedichten is de intellectuele thematiek: het maakt de gedichten sterk verhalend en essayistisch. Ook is de 'persoon Borges' (hoe we die ook interpreteren) markant aanwezig, zoals in zijn angst voor spiegels en zijn fascinatie voor boeken, bibliotheken, dolken en tijgers. Sommige gedichten zijn vormvaster dan andere, het taalgebruik van Borges blijft echter gelijk. Dat is mogelijk debet aan zijn redigeerdrift, zijn de vroege werk nam hij voor zijn Obras completas / Poesía completa grondig onder handen. Dat taalgebruik is overigens opvallend weinig intellectueel: het is alledaags en zeer muzikaal.

Waar zijn de honden?
De vertalers van Alle gedichten, Barber van der Pol en Maarten Steenmeijer en hun redacteur W. Hansen, hebben de gedichten zorgvuldig vertaald met het oog op vormbehoud. Enkele vertaalkwesties daargelaten (archaïsch taalgebruik als 'ochtendstond' en 'vermetel'; soms ongenuanceerde omzettingen als in 'Recoleta' van sombra (schaduw) naar 'duisternis' en omissies, bijvoorbeeld in het gedicht 'Een Saks (449 A.D.)' waar het woord 'honden' moet zijn weggelopen), is deze vertalingswijze goed gelukt: de vorm is behouden.

Deze formalistische vertaling maakt dat het postmoderne essayistische en verhalende karakter van de gedichten meer voorop komt te staan dan in hun originelen. Wat de vraag oproept of een dergelijk formalistische benadering wel zo wenselijk is wanneer poëticaliteit erdoor naar de achtergrond neigt - ondanks dat vorm vrij kenmerkend is van Borges' poëzie. Voor de lezers die geen Spaans lezen, is het haast alsof ze iemand een ritme zien tikken op een tafelblad: de melodie moeten ze er zelf bij bedenken. Terwijl dat voor de dichter nou juist zo belangrijk was. Als hij in 1967 tijdens zijn collegereeks This craft of verse aan Harvard 'muzikaliteit' tegenover 'betekenis' plaatst, stelt hij: 'what is important is a certain music, a certain way of saying things'.

Hart ophalen
Het neemt niet weg dat in Alle gedichten een groot aantal onwrikbaar sterke verzen staan en Borgesliefhebbers zullen hun hart kunnen ophalen. Bijvoorbeeld met het meest afsluitende gedicht van de bundel:

DOOMSDAY

Het zal zijn als de bazuin weerklinkt, zoals Johannes de
Theoloog schrijft.
Het was in 1757, volgens getuigenis van Swedenborg.
Het was in Israël, toen de wolvin het vlees van Christus aan het
kruis sloeg, maar niet alleen toen.
Het gebeurt bij elke hartslag van je bloed.
Er is geen ogenblik dat niet de krater van de Hel kan zijn.
Er is geen ogenblik dat niet het water van het Paradijs kan zijn.
Er is geen ogenblik dat niet geladen als een wapen is.
Elk ogenblik kun jij Kain of Siddharta zijn, het masker of het
gezicht.
Elk ogenblik kan Helena van Troje jou haar geliefde openbaren.
Elk ogenblik kan de haan driemaal hebben gekraaid.
Elk ogenblik laat de waterklok de laatste druppel vallen.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

woensdag 16 november 2011

Mark Strand - Bijna onzichtbaar

De tuin van de melancholie
Ook in het tweetalige Bijna onzichtbaar toont de Amerikaanse oud-Poet Laureate Mark Strand zich opnieuw een uitmuntend benoemer van de leegte. Maar houdt deze van zijn oeuvre afwijkende bundel stand?

Naast zijn dichterschap is Strand prozaïst, vertaler en redacteur. Hij werd beroemd door zijn met absentie doordrongen literatuur. De Pullitzer Prize die hij in 1999 kreeg voor de bundel Blizzard of One zal aan zijn faam zeker een bijdrage hebben geleverd. Onsterfelijk zijn gedichten als 'Keeping Things Whole' en 'Eating Poetry'. Toen hij in 2006 in Nederland was naar aanleiding van het tevens door de dichters/academici Wiljan van den Akker en Esther Jansma vertaalde Gedichten eten, bleek hij met zijn voordracht bovendien zijn poëzie een leven in te blazen op een manier waarop alleen een ware voordrachtskunstenaar dat kan.

Ditmaal geen gedichten
Naast dat Strands werk doordesemd is met het thema van de leegte, wordt zijn werk gekenmerkt door precies taalgebruik en surrealistische beelden. Enige mate van humor kan hem evenmin ontzegd worden. In Bijna onzichtbaar komen daarbij veel personages voor die oud zijn en vaak alleen. Soms komen ze na lange tijd weer terug op een plek die ze lang geleden verlieten en sindsdien sterk veranderd is. De titel moet in de eerste plaats dan ook niet in ruimtelijke zin worden opgevat, maar in temporele: de bundel zet zich met teloorgang uiteen.


Bijna onzichtbaar is een vreemde eend in het oeuvre van Strand. De dichter maakte ditmaal korte prozaïsche fragmenten die bestaan situatieschetsen en parabels. Proems noemt Strand ze, een portmanteau van poems en prose, maar het is een term die tekortschiet. Hij gaf die naam al eerder aan een gedicht uit Donkere haven (1993, vertaling Frans Despriet) dat nog een duidelijke vorm van een gedicht heeft. Ook zijn de fragmenten weinig poëtisch, al suggereren de ritmische opbouw van de zinnen en constructies als: 'het glazen kasteel van mijn andere leven' soms het tegenovergestelde.

Bagatel
De term miniatuur past beter en is bovendien al eens eerder aan soortgelijke literatuur gegeven. Strands miniaturen richten zich op één gegeven en beslaan nooit meer dan een halve bladzijde, zoals in 'Bagatel in Key West':

Vlak voordat ik op de bank in slaap viel, verbeeldde ik me
een kleine verschijning te zien die languit op een identieke
bank  lag  te  slapen.  'Wakker  worden  ventje,  wakker
worden,' riep ik.  'Degene op wie je  wacht  rijst  gewikkeld
in bruisende schuim op  uit zee en komt  spoedig  aan land.
Onder haar voeten zal de tuin van melancholie heldergroen
worden  en  de briesjes worden  licht als de  adem van een
boreling. Wakker worden, voordat dit schepsel uit de diepte
verdwijnt en alles leeg wordt als slaap.'Wat doe ik mijn best
om het ventje te wekken, wat slaapt hij diep. En wie de zee
ontsteeg, haar moment voorbij,  wat  is ze hard geworden -
zo hard die brandende ogen, dat brandende haar.

'Bagatel in Key West' is een van de weinige blijvend intrigerende teksten in de bundel. Doordat het zo surrealistisch is lijkt het bovendien on acid te zijn geschreven, wat voor een gedicht dat op een van de Keys is geschreven wel toepasselijk is - op de veelal uit trailer parks bestaande eilanden stikt het van de vrijgevochten hippies.

Soufflés
Het lastige van miniaturen is dat perfectie cruciaal is. Ontbreekt die, dan zakken ze als mislukte soufflés in en helaas komen verschillende miniaturen niet verder dan een situatieschets. De licht filosofische toon van die stukken krijgt hierdoor al gauw iets gratuits.

Helaas schort het hier en daar aan de vertaling. Zoals in het hierboven geciteerde gedicht, waarin 'in bruisende schuim' en een ontbrekende komma tussen 'wacht rijst' in het oog springen. Met komma's is sowieso vrij zuinig omgegaan, zeker in vergelijking met de originele teksten. De veronderstelling dat vertalingen uit het Engels altijd meer woorden nodig hebben dan hun brontekst, is echter door Van den Akker en Jansma naar het rijk der fabelen verwezen. Dat is knap. Bovendien heeft een gearrangeerde ontmoeting met Mark Strand in Madrid een nauwgezette omzetting van de betekenis wel kunnen afdwingen. Gelukkig maar.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

dinsdag 15 november 2011

Portretten van Alzheimer

Op 12 en 14  november in Haarlem en Alkmaar Portretten van Alzheimer gepresenteerd. Het waren een razendinteressante podia over literatuur en deze vorm van dementie die georganiseerd werd door Rachel Visscher, auteur van Zwarte dauw  (2011). 




In het licht van de huidige politieke en economische situatie, zocht het op pragmatische(!) wijze naar hoe literatuur zich (weer) noodzakelijk kan maken voor  de maatschappij, in concreto de zorg. Bij de middagen stond de mantelzorger centraal. Drie verzorgers van Alzheimerpatiënten hadden hun zorgverhalen opgeschreven en deze onder leiding van Visscher omgewerkt tot korte verhalen. 

Hun voordrachten van die korte stukken literatuur tijdens Portretten van Alzheimer, werden omlijst door muziek, film en poëzie. Niet alleen was het publiek erg te spreken over de middag en voor ook de mantelzorgers was het erg waardevol. Topmiddagen!