HIT AND RUN
Al
maanden wilde een niet nader genoemde dichtbundel zich niet laten
recenseren. Het is wat.
Het
is wat, een werk dat al maanden op je recensie ligt te wachten. Al
gauw wordt het een nietsig stapeltje papier dat voor de vorm tot
paperback geplakt is en met een heenspoedende urgentie waar de
vergankelijkheid nog een puntje aan kan zuigen. Waarom dan niet die
recensie?
Snoeiafval
In
mijn geval mag ik wellicht een verbouwing aandragen, een welkom
excuus dat mijn aandacht van het schrijven van de recensie afhield.
Daarna volgde een verhuizing, het eindeloos heen en weer schuiven van
meubilair, het her en der installeren van gordijnen, ophangen van een
enkele closetrolhouder, het afvoeren van snoeiafval (en in het proces
aanvragen van een kliko), kortom: ik haalde met grote teugen de
burgerlijkheid mijn voordeur binnen. Nog even en ik stem VVD.
Echt waar dus, die verbouwing |
Noodzakelijke
dingen
Kortom,
je hield bij zo'n proces minder tijd over voor gewichtige en
noodzakelijke dingen, van zeg: het schrijven van een recensie.
Echter, aan het einde van zo'n proces sluipt langzamerhand de
realiteit terug. Een beetje zoals een aanvankelijk schuchtere
buurtkat, die na weken paaien pas een aai duldt. Alsof het kreng niet
ruikt dat ik in maar zelden mijn nagels scherp.
Die
buurtkat zit inmiddels in de hoedanigheid van laptop op mijn schoot.
Ik heb hem niet op de stroom aangesloten, ook al is de batterij bijna
leeg. Voor het animaal in slaap sukkelt zal en moet het stuk
geschreven zijn. Ik heb mij een poosje afgevraagd hoe het toch kwam
dat het recenseren van de niet nader omschreven bundel zo tegen heeft
gestaan. (Niet nader omschreven, want wie heeft wat aan een
persoonlijk
stuk,
als wat telt een recensie is.) Tot ik zojuist de recensie van Piet
Gerbrandy in een oude, meeverhuisde
Groene
las.
Hit
and run
Ik
komt tot vrijwel dezelfde conclusie als Gerbrandy.
De
bundel doet aan als poëzie, maar is dat 'al lang niet meer'. De bulk
van de gedichten doet qua vorm en inhoud aan als poëzie die vanaf de
Vijftigers in den lande is geschreven. De zoektocht naar het wit in
de poëzie (en dit expliciterend in opzichtige enjambementen die
Kouwenaar en Favery voorbijschiet) mag dan nog steeds geen conclusie
hebben, een originele insteek is wel degelijk gewenst.
Het
is droevig je te realiseren dat de dichter zich na een tiental stille
jaren klaar achtte voor een derde bundel en dan als epigoon naar
buiten komt. Ik hoop maar dat dit werk eruit geperst moest worden om
een vierde werk tot een schitterend en alles verzengend licht te doen
oplaaien. Het is een laffe daad: een negatief stuk te schrijven, 244
woorden besteden aan je eigen irrelevante wedervaren, zonder concreet
in te gaan op het werk in kwestie en een collega criticus te
be-ja-en. Je staat als auteur machteloos. Geloof me, hit
and run. Maar beter niet schrijven die recensie, waarvan akte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.